1 De Here echter zeide tot Mozes: Zie, Ik stel u als God [ Elohiem ] voor Farao; en uw broeder Aaron (“de verlichte”) zal uw profeet zijn.
Zie, Ik maak jou God voor Farao, en Aaron zal profeet worden. Jij zult God zijn voor Farao, en Aaron wordt profeet.
2 Gij zult alles zeggen wat Ik u gebied, en uw broeder Aaron zal bij Farao het woord voeren, opdat deze de Israëlieten uit zijn land laat gaan.
3 Maar Ik zal het hart van Farao verstokken, en Ik zal mijn tekenen en wonderen talrijk maken in het land Egypte,
| et | אֵת | |
|---|---|---|
| tekenen | H226 owt | אוֹת |
| w'et | וְאֵ֥ת | |
| wonderen | H415 mofeet | מוֹפֵת |
4 Doch Farao zal naar u niet luisteren. Daarom zal Ik mijn hand op Egypte leggen en mijn legerscharen, mijn volk, de Israëlieten, uit het land Egypte leiden onder zware gerichten.
5 En de Egyptenaren zullen weten, dat Ik de Here ben, wanneer Ik mijn hand tegen Egypte uitstrek en de Israëlieten uit hun midden wegleid.
6 Aldus deden Mozes en Aaron; zoals de Here [ YHWH ] hun geboden had, zo deden zij.
7 Mozes nu was tachtig jaar oud en Aaron drieëntachtig jaar, toen zij tot Farao spraken.
8 En de Here zeide tot Mozes en Aaron:
9 Wanneer Farao tot u zegt: vertoon een wonderteken, dan zult gij tot Aaron zeggen: neem uw staf en werp die neer voor het aangezicht van Farao; dan zal hij een slang worden.
| staf | matteh of mattah | een staf, staaf, schacht, tak, een stam (mensen) |
|---|---|---|
| slang | ipv nachas ⇒ H8577 tanniem | Dit komt terug in Ezechiel 29:3 |
| Moshe's slang eet de slangen van Farao | zoals de magere koeien de vette koeien at | dit was een teken voor Farao |
10 Mozes en Aaron kwamen tot Farao en zij deden, zoals de Here [ YHWH ] geboden had; Aaron wierp zijn staf neer voor het aangezicht van Farao en zijn dienaren, en hij werd een slang.
11 Daarop riep Farao van zijn kant de wijzen en de tovenaars en ook zij, de Egyptische geleerden, deden door hun toverkunsten hetzelfde.
| wijzen | H2450 cha·cha·Mim | experts, bekwame mannen, wijzen, sluwe |
|---|---|---|
| tovenaars | H3784 chash·she·Fim | tovenaars |
| geleerden | H2748 char·tum·Mim | graveur, schrijver, goochelaar |
| toverkunsten | H3858 la·ha·tim | betoveringen, vlammend (zwaard zoals de engel in Genesis) |
Engelen zijn vuurvlammen
12 Ieder wierp zijn staf neer en deze werden tot slangen; de staf van Aaron echter verslond hun staven.
| slangen ⇒ tanniem | staven ⇒ mat·tim |
|---|
13 Maar het hart van Farao verhardde en hij luisterde niet naar hen, zoals de Here [ YHWH ] gezegd had.
14 En de Here [ YHWH ] zeide tot Mozes: Het hart van Farao is onvermurwbaar, hij weigert het volk te laten gaan.
15 Ga in de morgen tot Farao; zie, hij is gewoon naar het water te gaan, gij zult hem opwachten aan de oever van de Nijl en de staf, die in een slang veranderd is geweest, in uw hand nemen.
16 En gij zult tot hem zeggen: de Here [ YHWH ], de God [ Elohiem ] der Hebreeën, heeft mij tot u gezonden met de boodschap: laat mijn volk gaan, om Mij te dienen in de woestijn; maar zie, tot nu toe hebt gij niet willen horen.
17 Zo zegt de Here [ YHWH ]: hieraan zult gij weten, dat Ik de Here [ YHWH ] ben: zie, ik zal met de staf die in mijn hand is, op het water in de Nijl slaan; het zal in bloed veranderd worden,
De eerste plaag, water in bloed
18 En de vis in de Nijl zal sterven, zodat de Nijl zal stinken; dan zullen de Egyptenaren het water uit de Nijl niet kunnen drinken.
19 Toen zeide de Here [ YHWH ] tot Mozes: Zeg tot Aaron: neem uw staf en strek uw hand uit over de wateren der Egyptenaren, over hun stromen, hun kanalen, hun poelen en al hun verzamelplaatsen van water, opdat zij bloed worden, en er zal bloed zijn in het gehele land Egypte, zelfs in het houten en stenen vaatwerk.
20 En Mozes en Aaron deden, zoals de Here [ YHWH ] geboden had; hij hief de staf op en sloeg het water in de Nijl voor de ogen van Farao en zijn dienaren, en al het water in de Nijl werd in bloed veranderd;
Yeshua veranderde water in wijn
21 De vis in de Nijl stierf, zodat de Nijl stonk en de Egyptenaren het water uit de Nijl niet konden drinken; en er was bloed in het gehele land Egypte.
22 Maar de Egyptische geleerden deden door hun toverkunsten hetzelfde, zodat het hart van Farao verhardde en hij naar hen niet luisterde, zoals de Here [ YHWH ] gezegd had.
| Zie Hapi, de Nijlgod met hangende vet borsten, afbeeldingen hadden het gezicht van de Farao |
|---|
| vruchtbaarheid, vogels, vissen, krokodillen en kikkers |
23 Farao wendde zich af, ging naar huis en nam ook dit niet ter harte.
| naar huis ⇒ de veilige plaats | daar waar je je geborgen, veilig voelt |
|---|
24 Alle Egyptenaren echter groeven in de omgeving van de Nijl naar water om te drinken, want Nijlwater konden zij niet drinken.
25 Zo verliepen zeven volle dagen, nadat de Here [ YHWH ] de Nijl geslagen had.