Terug naar Bijbel index Terug naar Boek index

Exodus 1

Targum

Parasha "Shemot " Exo.1:1–6:1
Parasha "Sjemot" dtc Exodus 1
De Hebreeuwse titel van dit boek is Shemot en betekend "Namen" (mv van Shem = Naam). 
Dus de namen in dit boek zijn belangrijk.
In dit boek wordt de naam van Ja'akov, Israël, de naam van een heel volk. Ook maakt God zijn Naam, YHWH, bekend.

1 Dit nu zijn de namen der zonen van Israel, die met Jakob naar Egypte gekomen zijn; zij kwamen er ieder met zijn gezin:
2 Ruben, Simeon, Levi en Juda;
3 Issakar, Zebulon en Benjamin;
4 Dan en Naftali, Gad en Aser.
5 De afstammelingen van Jakob waren zeventig zielen in het geheel. Jozef echter was reeds in Egypte.
6 En Jozef stierf, benevens al zijn broeders en dat gehele geslacht.

En dat hele geslacht is iedereen die Kana'an gekend heeft

7 De Israelieten nu waren vruchtbaar en breidden zich snel uit; zij vermenigvuldigden zich en werden uitermate talrijk, zodat het land met hen vervuld werd.
8 Toen kwam er een nieuwe koning over Egypte, die Jozef niet gekend had.

Toen kwam er een nieuwe koning over de engte (nauw), die Yoseef niet erkende H3045 yada
Yadaיָדַעerkend, overwegen, onderscheiden, begiftigd, begreep (zie H3045)
De geschiedenis leert dat (ook) in Egypte de geschiedenis ook werd opgeschreven, en deze pharao Yoseef, 
en de geschiedenis, wel kende maar niet erkende.

Pharao => lange nek, beelden gevonden van pharao's hebben een lange nek wat mogelijk het woord pharao betekend. 
De nek is de ruimte/scheiding tussen het hoofd (kennis) en het hart (wijsheid)
Pharao wist het wel met zijn hoofd maar zijn hart wilde het niet
Satan's plan is om ons hoofd van ons hart te scheiden, bezig te laten zijn met kennis i.p.v. wijsheid
hebreeuws kennen is niet alleen intellectuele kennis maar altijd verbonden aan intimiteit en juiste actie, respons en reactie op deze kennis
Adam 'be'kende Eva

9 Deze nu zeide tot zijn volk: Zie, het volk der Israelieten is groter en talrijker dan wij.
10 Welnu, laten wij met beleid tegen hen optreden, opdat zij zich niet vermenigvuldigen en zich, als wij in oorlog komen, bij onze tegenstanders aansluiten, tegen ons strijden en uit het land wegtrekken.
11 Daarom stelde men opzichters van herendiensten over hen aan om hen door de hun opgelegde dwangarbeid te onderdrukken: zij moesten voor Farao voorraadsteden bouwen, Pitom en Raamses.
12 Maar hoemeer men hen onderdrukte, des te meer vermenigvuldigden zij zich en breidden zij zich uit, zodat men bevreesd werd voor de Israelieten.
13 Toen lieten de Egyptenaren de Israelieten onder mishandeling werken;
14 Ja, zij maakten hun het leven bitter door harde slavenarbeid met leem en tichelstenen en door allerlei arbeid op het veld. Alle werk, waartoe zij hen onder mishandeling als slaven gebruikten.
15 Ook beval de koning van Egypte de vroedvrouwen der Hebreeuwse vrouwen, van wie de een Sifra heette en de ander Pua:

ShiPhRaHH8236 eerlijkheid
PUAHH6326 onbekend, deed mij denken aan Keren-HaPuach (Job) hoorn van schoonheid
Rashi (R ’Shlomo Yitzchaki, 1040-1105, de vooraanstaande Torah-commentator) identificeert Shiphrah met Jochebed, 
de moeder van Mozes, en Puah met Miriam, de zus van Mozes, 
die respectievelijk de twee verloskundigen moeder en dochter maken.
Rashi vertelt dat de naam Shifra afkomstig is van een Hebreeuws stamwoord dat betekent:
"het vermogen om iets beter te maken of de kwaliteit ervan te verbeteren. "
De naam Shiphrah komt voor in een lijst van slaven in Egypte tijdens het bewind van Sobekhotep III. 
Deze lijst staat op Brooklyn 35.1446, een papyrusrol bewaard in het Brooklyn Museum. 
De naam is šp-ra geschreven en betekent "eerlijk zijn" of "mooi". 
De naam kan verwant zijn aan of zelfs hetzelfde zijn als de Aramese Saffira en (tot geringe morfologische aanpassingen) 
als Siphrah, de naam van de Hebreeuwse vroedvrouw. 
De naam van de tweede verloskundige, Puah, is een Kanaänitische naam die "meisje/deerntje" of "klein meisje" betekent.

16 Wanneer gij de Hebreeuwse vrouwen bij de bevalling helpt, dan moet gij goed toezien bij de verlossing; indien het een zoon is, dan moet gij hem doden, maar indien het een dochter is, mag zij blijven leven.
17 De vroedvrouwen echter vreesden God en deden niet wat de koning van Egypte haar gezegd had, maar lieten de jongens in leven.

De Thora heeft geen woord voor religie. Het nauwst verwante concept dat in de Torah wordt gevonden, 
is wat het "de vrees (ontzag) voor God" noemt (Exod. 1:16). De vroedvrouwen geloofden kennelijk dat de morele eisen van God 
zwaarder wogen dan de wettelijke eisen van Farao. De weigering van de vroedvrouwen om de genocidale instructies van 
de Farao op te volgen is mogelijk het eerste bekende incident van burgerlijke ongehoorzaamheid in de geschiedenis.

18 Toen ontbood de koning van Egypte de vroedvrouwen en zeide tot haar: Waarom hebt gij dit gedaan en de jongens laten leven?
19 En de vroedvrouwen zeiden tot Farao: De Hebreeuwse vrouwen zijn niet als de Egyptische; zij zijn sterk: voordat een vroedvrouw bij haar komt, hebben zij al gebaard.
20 En God deed de vroedvrouwen wel; het volk vermenigvuldigde zich en werd zeer talrijk.
21 En daar de vroedvrouwen God vreesden, gaf Hij haar ieder een gezin.

God bouwde een huis voor hen

22 Toen gebood Farao aan zijn gehele volk: Werpt alle jongens die geboren worden, in de Nijl, maar alle meisjes moogt gij laten leven.

Mattheus 2:16-18 Herodus gebiedt alle jongens tot 3 jaar te doden
De Nijl is een egyptisch godheidPharao ging door de nijl en werd dan god van egypte