~~NOTOC~~ ====== Besnijdenis ====== **Gods verbond met Abraham** Genesis 17:10 This [is] my covenant, which ye shall keep, between me and you and thy seed after thee; Every man child among you shall be circumcised. Dit is mijn verbond, dat gij zult houden tussen Mij en u en uw nageslacht: dat bij u al wat mannelijk is besneden worde; Genesis 17:11 And ye shall circumcise the flesh of your foreskin; and it shall be a token of the covenant betwixt me and you. gij zult het vlees van uw voorhuid laten besnijden, en dat zal tot een teken van het verbond zijn tussen Mij en u. Genesis 17:12 And he that is eight days old shall be circumcised among you, every man child in your generations, he that is born in the house, or bought with money of any stranger, which [is] not of thy seed. Wie acht dagen oud is, zal bij u besneden worden, al wat mannelijk is in uw geslachten: zowel wie in uw huis geboren is, als wie van enige vreemdeling voor geld is gekocht, doch niet van uw nageslacht is. Genesis 17:13 He that is born in thy house, and he that is bought with thy money, must needs be circumcised: and my covenant shall be in your flesh for an everlasting covenant. Wie in uw huis geboren is en wie door u voor geld gekocht is, moet voorzeker besneden worden; zo zal mijn verbond in uw vlees zijn tot een eeuwig verbond. Genesis 17:14 And the uncircumcised man child whose flesh of his foreskin is not circumcised, that soul shall be cut off from his people; he hath broken my covenant. En de onbesnedene, de man namelijk, die het vlees van zijn voorhuid niet laat besnijden, die mens zal uitgeroeid worden uit zijn volksgenoten: hij heeft mijn verbond verbroken. **Abraham, Ishmael en de rest** Genesis 17:23 And Abraham took Ishmael his son, and all that were born in his house, and all that were bought with his money, every male among the men of Abraham's house; and circumcised the flesh of their foreskin in the selfsame day, as God had said unto him. Daarop nam Abraham zijn zoon Ismaël en allen die in zijn huis geboren waren, ook allen die door hem voor geld gekocht waren, al wat mannelijk was onder Abrahams huisgenoten, en hij besneed het vlees van hun voorhuid op diezelfde dag, zoals God tot hem gesproken had. Genesis 17:24 And Abraham [was] ninety years old and nine, when he was circumcised in the flesh of his foreskin. En Abraham was negenennegentig jaar oud, toen hij het vlees van zijn voorhuid liet besnijden. Genesis 17:25 And Ishmael his son [was] thirteen years old, when he was circumcised in the flesh of his foreskin. En zijn zoon Ismaël was dertien jaar oud, toen hij het vlees van zijn voorhuid liet besnijden. Genesis 17:26 In the selfsame day was Abraham circumcised, and Ishmael his son. Op diezelfde dag werden Abraham en zijn zoon Ismaël besneden. Genesis 17:27 And all the men of his house, born in the house, and bought with money of the stranger, were circumcised with him. En al zijn huisgenoten, zowel die in zijn huis geboren, als die van een vreemdeling voor geld gekocht waren, werden met hem besneden. **Isaäk** Genesis 21:4 And Abraham circumcised his son Isaac being eight days old, as God had commanded him. En Abraham besneed zijn zoon Isaak, toen hij acht dagen oud was, zoals God hem geboden had. **Mannen van Shechem** Genesis 34:14 And they said unto them, We cannot do this thing, to give our sister to one that is uncircumcised; for that [were] a reproach unto us: Wij kunnen dit niet doen, onze zuster aan een man geven, die onbesneden is, want dat zou voor ons een schande zijn. Genesis 34:15 But in this will we consent unto you: If ye will be as we [be,] that every male of you be circumcised; Slechts op deze voorwaarde kunnen wij u ter wille zijn: indien gij ons gelijk wordt, doordat bij u al wie mannelijk is, besneden wordt; Genesis 34:17 But if ye will not hearken unto us, to be circumcised; then will we take our daughter, and we will be gone. Maar indien gij naar ons niet luistert en u niet laat besnijden, dan nemen wij onze dochter mee en gaan heen. Genesis 34:22 Only herein will the men consent unto us for to dwell with us, to be one people, if every male among us be circumcised, as they [are] circumcised. Maar slechts op deze voorwaarde zullen die mannen ons ter wille zijn om bij ons te wonen, zodat wij één volk zijn: dat van ons al wie mannelijk is, besneden worde, zoals zij besneden zijn. Genesis 34:24 And unto Hamor and unto Shechem his son hearkened all that went out of the gate of his city; and every male was circumcised, all that went out of the gate of his city. Toen vonden Hemor en zijn zoon Sichem gehoor bij allen die uitgegaan waren naar de poort van zijn stad, en besneden werd al wie mannelijk was, allen die naar de poort van zijn stad waren uitgegaan. **Zoon van Mozes** Exodus 4:25 Then Zipporah took a sharp stone, and cut off the foreskin of her son, and cast [it] at his feet, and said, Surely a bloody husband [art] thou to me. Toen nam Sippora een stenen mes, besneed de voorhuid van haar zoon, raakte daarmee zijn voeten aan en zeide: Voorzeker, gij zijt mij een bloedbruidegom. Exodus 4:26 So he let him go: then she said, A bloody husband [thou art,] because of the circumcision. En Hij liet hem met rust. Bloedbruidegom, zeide zij toen, met het oog op de besnijdenis. **Mozes onbesneden van lippen** Exodus 6:12 And Moses spake before the LORD, saying, Behold, the children of Israel have not hearkened unto me; how then shall Pharaoh hear me, who [am] of uncircumcised lips? (11)Maar Mozes sprak voor het aangezicht des Heren: De Israëlieten luisterden niet eens naar mij, hoe zou dan Farao naar mij luisteren, terwijl ik zo slecht ter tale ben? Exodus 6:30 And Moses said before the LORD, Behold, I [am] of uncircumcised lips, and how shall Pharaoh hearken unto me? (29)Maar Mozes zeide voor het aangezicht des Heren: Ik ben immers slecht ter tale; hoe zou Farao dan naar mij luisteren? **Instelling Pesach** Exodus 12:44 But every man's servant that is bought for money, when thou hast circumcised him, then shall he eat thereof. Iedere slaaf, die door iemand voor geld is gekocht, mag er eerst van eten, wanneer gij hem besneden hebt. Exodus 12:48 And when a stranger shall sojourn with thee, and will keep the passover to the LORD, let all his males be circumcised, and then let him come near and keep it; and he shall be as one that is born in the land: for no uncircumcised person shall eat thereof. Maar wanneer een vreemdeling bij u vertoeft en de Here het Pascha wil vieren, dan zal ieder van het mannelijk geslacht, die bij hem behoort, besneden worden; eerst dan mag hij naderen om het te vieren; hij zal gelden als in het land geboren. Maar geen enkele onbesnedene mag ervan eten. **Besnijden van de jongentjes** Lev 12:3 And in the eighth day the flesh of his foreskin shall be circumcised. En op de achtste dag zal het vlees van zijn voorhuid besneden worden.] **Vruchten van het land** Lev 19:23 And when ye shall come into the land, and shall have planted all manner of trees for food, then ye shall count the fruit thereof as uncircumcised: three years shall it be as uncircumcised unto you: it shall not be eaten of. Wanneer gij komt in het land en allerlei vruchtbomen plant, dan zult gij de vrucht daarvan als verboden beschouwen; drie jaar lang zal zij u verboden zijn, zij zal niet gegeten worden. **Onbesneden hart** Lev 26:41 And [that] I also have walked contrary unto them, and have brought them into the land of their enemies; if then their uncircumcised hearts be humbled, and they then accept of the punishment of their iniquity: ook Ik verzette Mij tegen hen en bracht hen in het land hunner vijanden – of vernedert zich dan hun onbesneden hart en boeten zij dan hun ongerechtigheid, Deut 10:16 Circumcise therefore the foreskin of your heart, and be no more stiffnecked. Besnijdt dan de voorhuid uws harten en weest niet meer hardnekkig. Deut 30:6 And the LORD thy God will circumcise thine heart, and the heart of thy seed, to love the LORD thy God with all thine heart, and with all thy soul, that thou mayest live. En de Here, uw God, zal uw hart en het hart van uw nakroost besnijden, zodat gij de Here, uw God, liefhebt met geheel uw hart en met geheel uw ziel, opdat gij leeft. **Opnieuw besnijden, blijkbaar waren de kinderen in de woestijn niet besneden** Joshua 5:2 At that time the LORD said unto Joshua, Make thee sharp knives, and circumcise again the children of Israel the second time. Te dien tijde zeide de Here tot Jozua: Maak u stenen messen en besnijd de Israëlieten opnieuw, ten tweeden male. Joshua 5:3 And Joshua made him sharp knives, and circumcised the children of Israel at the hill of the foreskins. Toen maakte Jozua zich stenen messen en hij besneed de Israëlieten op de Heuvel der voorhuiden. Joshua 5:4 And this [is] the cause why Joshua did circumcise: All the people that came out of Egypt, [that were] males, [even] all the men of war, died in the wilderness by the way, after they came out of Egypt. Dit nu was de reden, waarom Jozua hen besneed: al het volk van het mannelijk geslacht, dat uit Egypte getrokken was, alle krijgslieden waren in de woestijn onderweg gestorven, nadat zij uit Egypte getrokken waren. Joshua 5:5 Now all the people that came out were circumcised: but all the people [that were] born in the wilderness by the way as they came forth out of Egypt, [them] they had not circumcised. Want al het volk dat uitgetrokken was, was besneden geweest, maar al het volk dat geboren was in de woestijn onderweg na de uittocht uit Egypte, had men niet besneden. Joshua 5:7 And their children, [whom] he raised up in their stead, them Joshua circumcised: for they were uncircumcised, because they had not circumcised them by the way. Maar hun zonen heeft Hij in hun plaats gesteld; dezen heeft Jozua besneden, want zij waren onbesneden, omdat men hen onderweg niet besneden had. Joshua 5:8 And it came to pass, when they had done circumcising all the people, that they abode in their places in the camp, till they were whole. Toen het gehele volk zich tot de laatste man toe had laten besnijden, bleven zij waar zij waren in de legerplaats, totdat zij hersteld waren. **Simson** Judges 14:3 Then his father and his mother said unto him, [Is there] never a woman among the daughters of thy brethren, or among all my people, that thou goest to take a wife of the uncircumcised Philistines? And Samson said unto his father, Get her for me; for she pleaseth me well. Maar zijn vader en zijn moeder zeiden tot hem: Is er onder de dochters van uw stamgenoten en onder heel mijn volk geen vrouw, dat gij een vrouw gaat halen bij de Filistijnen, die onbesnedenen? Doch Simson zeide tot zijn vader: Neem háár voor mij, want zij bevalt mij. Judges 15:18 And he was sore athirst, and called on the LORD, and said, Thou hast given this great deliverance into the hand of thy servant: and now shall I die for thirst, and fall into the hand of the uncircumcised? Toen hij hevige dorst kreeg, riep hij tot de Here: Gij hebt door uw knecht deze grote verlossing geschonken, en nu moet ik van dorst sterven en zal ik in handen vallen van de onbesnedenen! **Jonathan** 1Sam 14:6 And Jonathan said to the young man that bare his armour, Come, and let us go over unto the garrison of these uncircumcised: it may be that the LORD will work for us: for [there is] no restraint to the LORD to save by many or by few. Jonatan nu zeide tot zijn wapendrager: Kom, laten wij oversteken naar de wachtpost van deze onbesnedenen. Misschien zal de Here voor ons handelen, want de Here kan evengoed verlossen door weinigen als door velen. **David** 1Sam 17:26 And David spake to the men that stood by him, saying, What shall be done to the man that killeth this Philistine, and taketh away the reproach from Israel? for who [is] this uncircumcised Philistine, that he should defy the armies of the living God? Toen zeide David tot de mannen die bij hem stonden: Wat zal men de man doen, die de Filistijn daar verslaat en de smaad van Israël afwentelt? Wie toch is deze onbesneden Filistijn, dat hij de slagorden van de levende God tart? 1Sam 17:36 Thy servant slew both the lion and the bear: and this uncircumcised Philistine shall be as one of them, seeing he hath defied the armies of the living God. Zowel leeuw als beer heeft uw knecht verslagen. En deze onbesneden Filistijn zal het vergaan als één van dezen, omdat hij de slagorden van de levende God getart heeft. **Saul's dood** 1Sam 31:4 Then said Saul unto his armourbearer, Draw thy sword, and thrust me through therewith; lest these uncircumcised come and thrust me through, and abuse me. But his armourbearer would not; for he was sore afraid. Therefore Saul took a sword, and fell upon it. En Saul zeide tot zijn wapendrager: Trek uw zwaard en doorsteek mij daarmee, opdat deze onbesnedenen niet komen en mij doorsteken en de spot met mij drijven. 1Chron 10:4 Then said Saul to his armourbearer, Draw thy sword, and thrust me through therewith; lest these uncircumcised come and abuse me. But his armourbearer would not; for he was sore afraid. So Saul took a sword, and fell upon it. En Saul zeide tot zijn wapendrager: Trek uw zwaard en doorsteek mij daarmee, opdat niet deze onbesnedenen komen en de spot met mij drijven. Maar zijn wapendrager wilde niet, omdat hij ervoor terugschrok. Daarop nam Saul het zwaard en stortte zich erin. **David, na de dood van Saul en Jonathan** 2Sam 1:20 Tell [it] not in Gath, publish [it] not in the streets of Askelon; lest the daughters of the Philistines rejoice, lest the daughters of the uncircumcised triumph. Verkondigt het niet te Gat, boodschapt het niet op de straten van Askelon, opdat de dochters der Filistijnen zich niet verheugen, opdat de dochters der onbesnedenen niet jubelen! **Het nieuwe Jeruzalem** Isaiah 52:1 Awake, awake; put on thy strength, O Zion; put on thy beautiful garments, O Jerusalem, the holy city: for henceforth there shall no more come into thee the uncircumcised and the unclean. Waak op, waak op, bekleed u met sterkte, Sion; bekleed u met uw pronkgewaden, Jeruzalem, heilige stad. Want geen onbesnedene of onreine zal meer in u komen. **De voorhuid van het hart** Jeremiah 4:4 Circumcise yourselves to the LORD, and take away the foreskins of your heart, ye men of Judah and inhabitants of Jerusalem: lest my fury come forth like fire, and burn that none can quench [it,] because of the evil of your doings. besnijdt u voor de Here en doet weg de voorhuid van uw hart, gij mannen van Juda en inwoners van Jeruzalem, opdat mijn gramschap niet uitsla als een vuur en onuitblusbaar brande om de boosheid uwer handelingen. **Onbesneden oren** Jeremiah 6:10 To whom shall I speak, and give warning, that they may hear? behold, their ear [is] uncircumcised, and they cannot hearken: behold, the word of the LORD is unto them a reproach; they have no delight in it. Tot wie moet ik spreken en betuigen, dat zij horen? Zie, hun oor is onbesneden, zodat zij niet kunnen luisteren; zie, het woord des Heren is hun tot een smaad, zij hebben daarin geen behagen. **Onbesneden van hart** Jeremiah 9:25 Behold, the days come, saith the LORD, that I will punish all [them which are] circumcised with the uncircumcised; Zie, de dagen komen, luidt het woord des Heren, dat Ik bezoeking zal doen over alle besnedenen die toch de voorhuid hebben; Jeremiah 9:26 Egypt, and Judah, and Edom, and the children of Ammon, and Moab, and all [that are] in the utmost corners, that dwell in the wilderness: for all [these] nations [are] uncircumcised, and all the house of Israel [are] uncircumcised in the heart. over Egypte en Juda, Edom en de Ammonieten, Moab en allen, die zich het haar rondom wegscheren, die in de woestijn wonen; want alle volkeren zijn onbesneden, maar het gehele huis van Israël bestaat uit onbesnedenen van hart. **De vorst van Tyrus (mens)** Ezekiel 28:10 Thou shalt die the deaths of the uncircumcised by the hand of strangers: for I have spoken [it,] saith the Lord GOD. De dood der onbesnedenen zult gij sterven door de hand van vreemdelingen, want Ik heb het gesproken, luidt het woord van de Here Here. **Farao** Ezekiel 31:18 To whom art thou thus like in glory and in greatness among the trees of Eden? yet shalt thou be brought down with the trees of Eden unto the nether parts of the earth: thou shalt lie in the midst of the uncircumcised with [them that be] slain by the sword. This [is] Pharaoh and all his multitude, saith the Lord GOD. Aan wie onder de bomen van Eden zijt gij dan in heerlijkheid en grootheid gelijk? Met de bomen van Eden zult gij neergeworpen worden in de onderwereld, liggen te midden van onbesnedenen, bij hen die met het zwaard gedood zijn. Zo gaat het Farao met zijn gehele mensenmenigte, luidt het woord van de Here Here. Ezekiel 32:19 Whom dost thou pass in beauty? go down, and be thou laid with the uncircumcised. Wie gaat gij in liefelijkheid te boven? Daal neer om te worden gelegd bij onbesnedenen! Ezekiel 32:21 The strong among the mighty shall speak to him out of the midst of hell with them that help him: they are gone down, they lie uncircumcised, slain by the sword. Vanuit het dodenrijk zullen de machtige helden hem en zijn helpers toeroepen: Zij zijn neergedaald, daar liggen zij, de onbesnedenen, geveld door het zwaard. Ezekiel 32:24 There [is] Elam and all her multitude round about her grave, all of them slain, fallen by the sword, which are gone down uncircumcised into the nether parts of the earth, which caused their terror in the land of the living; yet have they borne their shame with them that go down to the pit. Daar is Elam met heel zijn menigte, rondom zijn graf; zij allen liggen verslagen, gevallen door het zwaard, zij, die onbesneden zijn neergedaald in de onderwereld, zij, die schrik voor zich hebben verspreid in het land der levenden; zij dragen nu hun smaad bij hen die in de groeve zijn neergedaald. Ezekiel 32:25 They have set her a bed in the midst of the slain with all her multitude: her graves [are] round about him: all of them uncircumcised, slain by the sword: though their terror was caused in the land of the living, yet have they borne their shame with them that go down to the pit: he is put in the midst of [them that be] slain. Te midden der verslagenen is hem een rustplaats bereid, met heel zijn menigte rondom zijn graf, zij allen, onbesneden, geveld door het zwaard. Voorwaar, de schrik voor hen was verspreid in het land der levenden; zij dragen nu hun smaad bij hen die in de groeve zijn neergedaald; te midden der verslagenen zijn zij gelegd. Ezekiel 32:26 There [is] Meshech, Tubal, and all her multitude: her graves [are] round about him: all of them uncircumcised, slain by the sword, though they caused their terror in the land of the living. Daar is Mesek-Tubal met heel zijn menigte, zijn grafsteden rondom hem; zij allen, onbesneden, geveld door het zwaard. Voorwaar, zij hebben schrik voor zich verspreid in het land der levenden. Ezekiel 32:27 And they shall not lie with the mighty [that are] fallen of the uncircumcised, which are gone down to hell with their weapons of war: and they have laid their swords under their heads, but their iniquities shall be upon their bones, though [they were] the terror of the mighty in the land of the living. De gevallenen onder de onbesnedenen liggen niet bij de helden, die in hun wapenrusting in het dodenrijk zijn neergedaald, wier zwaard men onder hun hoofd heeft gelegd en wier ongerechtigheden op hun gebeente liggen. Voorwaar, de schrik voor deze helden heerste in het land der levenden. Ezekiel 32:28 Yea, thou shalt be broken in the midst of the uncircumcised, and shalt lie with [them that are] slain with the sword. Maar gij – te midden van onbesnedenen zult gij verbrijzeld neerliggen bij hen die zijn geveld door het zwaard. Ezekiel 32:29 There [is] Edom, her kings, and all her princes, which with their might are laid by [them that were] slain by the sword: they shall lie with the uncircumcised, and with them that go down to the pit. Daar is Edom, zijn koningen en al zijn vorsten, die, in weerwil van hun macht, zijn gelegd bij hen die zijn geveld door het zwaard. Ook zij liggen bij onbesnedenen, bij hen die in de groeve zijn neergedaald. Ezekiel 32:30 There [be] the princes of the north, all of them, and all the Zidonians, which are gone down with the slain; with their terror they are ashamed of their might; and they lie uncircumcised with [them that be] slain by the sword, and bear their shame with them that go down to the pit. Daar zijn de vorsten van het Noorden, zij allen, en alle Sidoniërs; bij de verslagenen zijn zij neergedaald, beschaamd, ondanks de schrik voor hun macht. Zij liggen, de onbesnedenen, bij hen die zijn geveld door het zwaard, en dragen hun smaad bij hen die in de groeve zijn neergedaald. Ezekiel 32:32 For I have caused my terror in the land of the living: and he shall be laid in the midst of the uncircumcised with [them that are] slain with the sword, [even] Pharaoh and all his multitude, saith the Lord GOD. Want mijn schrik verspreid Ik in het land der levenden; daarom wordt hij gelegd bij onbesnedenen, bij hen die zijn geveld door het zwaard: hij, Farao, met heel zijn menigte, luidt het woord van de Here Here. Ezekiel 44:7 In that ye have brought [into my sanctuary] strangers, uncircumcised in heart, and uncircumcised in flesh, to be in my sanctuary, to pollute it, [even] my house, when ye offer my bread, the fat and the blood, and they have broken my covenant because of all your abominations. doordat gij vreemdelingen, onbesnedenen van hart en onbesnedenen van lichaam, hebt binnengebracht om in mijn heiligdom te zijn, om mijn huis te ontheiligen, terwijl gij de voor Mij bestemde spijze, vet en bloed, bracht, zodat zij mijn verbond schonden – boven al uw gruwelen. Ezekiel 44:9 Thus saith the Lord GOD; No stranger, uncircumcised in heart, nor uncircumcised in flesh, shall enter into my sanctuary, of any stranger that [is] among the children of Israel. Zo zegt de Here Here: Geen vreemdeling, onbesneden van hart en onbesneden van lichaam, zal mijn heiligdom binnengaan, geen vreemdeling onder de Israëlieten. **Besnijdenis van Jochanan** Luke 1:59 And it came to pass, that on the eighth day they came to circumcise the child; and they called him Zacharias, after the name of his father. En het geschiedde, toen de achtste dag was aangebroken, dat zij kwamen om het kind te besnijden, en zij wilden het naar de naam van zijn vader Zacharias noemen. **Besnijdenis van Jesjoea** Luke 2:21 And when eight days were accomplished for the circumcising of the child, his name was called JESUS, which was so named of the angel before he was conceived in the womb. En toen acht dagen vervuld waren, zodat zij Hem moesten besnijden, ontving Hij ook de naam Jezus, die door de engel genoemd was, eer Hij in de moederschoot was ontvangen. **De hele mens gezond** John 7:22 Moses therefore gave unto you circumcision; (not because it is of Moses, but of the fathers;) and ye on the sabbath day circumcise a man. Daarom: Mozes heeft u de besnijdenis gegeven – niet, dat zij van Mozes komt, maar van de vaderen – en gij besnijdt een mens op sabbat. John 7:23 If a man on the sabbath day receive circumcision, that the law of Moses should not be broken; are ye angry at me, because I have made a man every whit whole on the sabbath day? Als een mens op sabbat de besnijdenis ontvangt, opdat de wet van Mozes niet verbroken worde, zijt gij dan op Mij vertoornd, omdat Ik op sabbat een gehele mens gezond gemaakt heb? Acts 7:8 And he gave him the covenant of circumcision: and so [Abraham] begat Isaac, and circumcised him the eighth day; and Isaac [begat] Jacob; and Jacob [begat] the twelve patriarchs. En Hij gaf hem het verbond der besnijdenis; en aldus verwekte hij Isaak en besneed hem op de achtste dag; en Isaak verwekte Jakob en Jakob de twaalf aartsvaders. **Onbesneden van hart en oren** Acts 7:51 Ye stiffnecked and uncircumcised in heart and ears, ye do always resist the Holy Ghost: as your fathers [did,] so [do] ye. Hardnekkigen en onbesnedenen van hart en oren, gij verzet u altijd tegen de heilige Geest; gelijk uw vaderen, zo ook gij. **Heilige Geest over onbesnedenen** Acts 10:45 And they of the circumcision which believed were astonished, as many as came with Peter, because that on the Gentiles also was poured out the gift of the Holy Ghost. En al de gelovigen uit de besnijdenis, die met Petrus waren medegekomen, stonden verbaasd, dat de gave van de heilige Geest ook over de heidenen was uitgestort, **Petrus eet met onbesnedenen** Acts 11:2 And when Peter was come up to Jerusalem, they that were of the circumcision contended with him, En toen Petrus naar Jeruzalem gegaan was, verschilden zij, die uit de besnijdenis waren, met hem van mening, Acts 11:3 Saying, Thou wentest in to men uncircumcised, and didst eat with them. en zij zeiden: Gij zijt binnengegaan bij onbesnedenen en hebt met hen gegeten. **Niet gered zonder besneden te zijn?** Acts 15:1 And certain men which came down from Judaea taught the brethren, [and said,] Except ye be circumcised after the manner of Moses, ye cannot be saved. En sommigen, uit Judea gekomen, leerden de broeders: Indien gij u niet besnijden laat naar het gebruik van Mozes, kunt gij niet behouden worden. Acts 15:5 But there rose up certain of the sect of the Pharisees which believed, saying, That it was needful to circumcise them, and to command [them] to keep the law of Moses. Maar er stonden uit de partij der Farizeeën enigen op, die gelovig geworden waren, en zeiden, dat men hen moest besnijden en gebieden de wet van Mozes te houden. Acts 15:24 Forasmuch as we have heard, that certain which went out from us have troubled you with words, subverting your souls, saying, [Ye must] be circumcised, and keep the law: to whom we gave no [such] commandment: SV Nademaal wij gehoord hebben, dat sommigen, die van ons uitgegaan zijn, u met woorden ontroerd hebben en uw zielen wankelende gemaakt, zeggende, dat gij moet besneden worden, en de wet onderhouden; welken wij dat niet bevolen hadden;  **Besnijdenis Timoteüs** Acts 16:3 Him would Paul have to go forth with him; and took and circumcised him because of the Jews which were in those quarters: for they knew all that his father was a Greek. Paulus wilde, dat deze met hem zou gaan en hij nam hem tot zich en besneed hem ter wille van de Joden in die plaatsen, want iedereen wist, dat zijn vader een Griek was. **De heidenen niet besnijden** Acts 21:21 And they are informed of thee, that thou teachest all the Jews which are among the Gentiles to forsake Moses, saying that they ought not to circumcise [their] children, neither to walk after the customs. nu heeft men hun van u verteld, dat gij alle Joden onder de heidenen afval van Mozes leert, door te zeggen, dat zij hun kinderen niet behoeven te besnijden, noch naar de gebruiken te leven. **Wat is het nut van de besnijdenis?** Romans 2:25 For circumcision verily profiteth, if thou keep the law: but if thou be a breaker of the law, thy circumcision is made uncircumcision. Want besneden te zijn heeft wel betekenis, indien gij de wet volbrengt, maar indien gij een overtreder van de wet zijt, is uw besnijdenis tot onbesnedenheid geworden. Romans 2:26 Therefore if the uncircumcision keep the righteousness of the law, shall not his uncircumcision be counted for circumcision? Zal dan, indien de onbesnedene de eisen der wet in acht neemt, zijn onbesnedenheid niet voor besnijdenis gelden? Romans 2:27 And shall not uncircumcision which is by nature, if it fulfil the law, judge thee, who by the letter and circumcision dost transgress the law? Dan zal de van nature onbesnedene, doordat hij de wet volbrengt, u oordelen, die, hoewel in het bezit van letter en besnijdenis, een overtreder van de wet zijt. Romans 2:28 For he is not a Jew, which is one outwardly; neither [is that] circumcision, which is outward in the flesh: Want niet híj is een Jood, die het uiterlijk is, en niet dát is besnijdenis, wat uiterlijk, aan het vlees, geschiedt, Romans 2:29 But he [is] a Jew, which is one inwardly; and circumcision [is that] of the heart, in the spirit, [and] not in the letter; whose praise [is] not of men, but of God. maar híj is een Jood, die het in het verborgen is, en de (ware) besnijdenis is die van het hart, naar de Geest, niet naar de letter. Dan komt zijn lof niet van mensen, maar van God. Romans 3:1 What advantage then hath the Jew? or what profit [is there] of circumcision? Wat is dan het voorrecht van de Jood, of wat is het nut van de besnijdenis? **Rechtvaardiging door geloof, voor besnedenen en onbesnedenen** Romans 3:30 Seeing [it is] one God, which shall justify the circumcision by faith, and uncircumcision through faith. Indien er namelijk één God is, die de besnedenen rechtvaardigen zal uit het geloof en de onbesnedenen door het geloof. Romans 4:9 [Cometh] this blessedness then upon the circumcision [only,] or upon the uncircumcision also? for we say that faith was reckoned to Abraham for righteousness. Geldt deze zaligspreking dan de besnedene of ook de onbesnedene? Wij zeggen immers: Het geloof werd Abraham tot gerechtigheid gerekend. Romans 4:10 How was it then reckoned? when he was in circumcision, or in uncircumcision? Not in circumcision, but in uncircumcision. Hoe werd het hem dan toegerekend? Was hij toen besneden of onbesneden? Niet besneden, maar onbesneden. Romans 4:11 And he received the sign of circumcision, a seal of the righteousness of the faith which [he had yet] being uncircumcised: that he might be the father of all them that believe, though they be not circumcised; that righteousness might be imputed unto them also: En het teken der besnijdenis ontving hij als het zegel der gerechtigheid van dat geloof, dat hij in zijn onbesneden staat bezat. Zo kon hij een vader zijn van alle onbesneden gelovigen, opdat hun [de] gerechtigheid zou worden toegerekend, Romans 4:12 And the father of circumcision to them who are not of the circumcision only, but who also walk in the steps of that faith of our father Abraham, which [he had] being [yet] uncircumcised. en een vader van de besnedenen, voor hen namelijk, die niet alleen uit de besnijdenis zijn, maar die ook treden in het voetspoor van het geloof, dat onze vader Abraham in zijn onbesneden staat bezat. **Mashiach is onze besnijdenis** Romans 15:8 Now I say that Jesus Christ was a minister of the circumcision for the truth of God, to confirm the promises [made] unto the fathers: Ik bedoel namelijk, dat Christus ter wille van de waarachtigheid Gods een dienaar van besnedenen geweest is, om de beloften, aan de vaderen gedaan, te bevestigen, **Besneden of onbesneden, het gaat om Gods geboden** 1Cor 7:18 Is any man called being circumcised? let him not become uncircumcised. Is any called in uncircumcision? let him not be circumcised. Is iemand als besnedene geroepen, hij late het niet verhelpen; is iemand als onbesnedene geroepen, hij late zich niet besnijden. 1Cor 7:19 Circumcision is nothing, and uncircumcision is nothing, but the keeping of the commandments of God. (Want) besneden zijn betekent niets, en onbesneden zijn betekent niets, maar wèl het houden van Gods geboden. **Titus werd NIET besneden** Gal 2:3 But neither Titus, who was with me, being a Greek, was compelled to be circumcised: Maar zelfs Titus, die bij mij was, werd, ofschoon hij een Griek was, toch niet gedwongen zich te laten besnijden; **Paulus gezonden voor de onbesnedenen** Gal 2:7 But contrariwise, when they saw that the gospel of the uncircumcision was committed unto me, as [the gospel] of the circumcision [was] unto Peter; Maar integendeel: toen zij zagen, dat mij de prediking van het evangelie aan de onbesnedenen toevertrouwd was, gelijk aan Petrus die aan de besnedenen, Gal 2:8 (For he that wrought effectually in Peter to the apostleship of the circumcision, the same was mighty in me toward the Gentiles:) immers Hij, die Petrus kracht gaf om apostel te zijn voor de besnedenen, gaf die kracht ook aan mij voor de heidenen, Gal 2:9 And when James, Cephas, and John, who seemed to be pillars, perceived the grace that was given unto me, they gave to me and Barnabas the right hands of fellowship; that we [should go] unto the heathen, and they unto the circumcision. en toen zij de genade, die mij geschonken was, opmerkten, reikten Jakobus, Kefas en Johannes, die voor steunpilaren golden, mij en Barnabas de broederhand: wij zouden naar de heidenen, zij naar de besnedenen gaan. **Petrus eet met onbesneden gelovigen** Gal 2:12 For before that certain came from James, he did eat with the Gentiles: but when they were come, he withdrew and separated himself, fearing them which were of the circumcision. Want voordat sommigen uit de kring van Jakobus gekomen waren, at hij met de heidenen aan één tafel, maar toen zij kwamen, trok hij zich terug en zonderde zich af uit vrees voor de besnedenen. **Wie zich laat besnijden moet de ganse wet houden, Christus zal je geen nut doen** Gal 5:2 Behold, I Paul say unto you, that if ye be circumcised, Christ shall profit you nothing. Zie, ik, Paulus, zeg u: indien gij u laat besnijden, zal Christus u geen nut doen. Gal 5:3 For I testify again to every man that is circumcised, that he is a debtor to do the whole law. Nogmaals betuig ik aan ieder, die zich laat besnijden, dat hij verplicht is de gehele wet na te komen. Gal 5:6 For in Jesus Christ neither circumcision availeth any thing, nor uncircumcision; but faith which worketh by love. Want in Christus Jezus vermag noch besnijdenis iets, noch onbesneden zijn, maar geloof, door liefde werkende. Gal 5:11 And I, brethren, if I yet preach circumcision, why do I yet suffer persecution? then is the offence of the cross ceased. Wat mij echter betreft, broeders, indien ik nog de besnijdenis predik, waarom word ik dan nog vervolgd? Dan is immers het aanstotelijke van het kruis van kracht beroofd. **Besnijden om niet vervolgd te worden** Gal 6:12 As many as desire to make a fair shew in the flesh, they constrain you to be circumcised; only lest they should suffer persecution for the cross of Christ. Allen, die zich uiterlijk goed willen voordoen, trachten u te dwingen tot de besnijdenis, alleen om niet vervolgd te worden ter wille van het kruis van Christus [Jezus]. Gal 6:13 For neither they themselves who are circumcised keep the law; but desire to have you circumcised, that they may glory in your flesh. Want zij, die zich laten besnijden, houden zelf niet eens de wet, doch zij willen, dat gij u laat besnijden, opdat zij op uw vlees roem kunnen dragen. **Alleen een nieuwe schepping telt** Gal 6:15 For in Christ Jesus neither circumcision availeth any thing, nor uncircumcision, but a new creature. Want besneden zijn of niet besneden zijn betekent niets, maar of men een nieuwe schepping is. ===SLEUTEL TEKST=== Eph 2:11 Wherefore remember, that ye [being] in time past Gentiles in the flesh, who are called Uncircumcision by that which is called the Circumcision in the flesh made by hands; Bedenkt daarom dat gij, die vroeger heidenen waart naar het vlees, en onbesneden genoemd werdt door de zogenaamde besnijdenis, die werk van mensenhanden aan het vlees is, **Roemen in Christus besnijdenis, door de Geest** Philip 3:3 For we are the circumcision, which worship God in the spirit, and rejoice in Christ Jesus, and have no confidence in the flesh. Want wíj zijn de besnijdenis, die door de Geest Gods Hem dienen, die in Christus Jezus roemen en niet op vlees vertrouwen. **Paulus besneden op de 8e dag** Philip 3:5 Circumcised the eighth day, of the stock of Israel, [of] the tribe of Benjamin, an Hebrew of the Hebrews; as touching the law, a Pharisee; besneden ten achtsten dage, uit het volk Israël, van de stam Benjamin, **Besneden in Christus** Col 2:11 In whom also ye are circumcised with the circumcision made without hands, in putting off the body of the sins of the flesh by the circumcision of Christ: In Hem zijt gij ook met een besnijdenis, die geen werk van mensenhanden is, besneden door het afleggen van het lichaam des vlezes, in de besnijdenis van Christus, 12 daar gij met Hem begraven zijt in de doop. In Hem zijt gij ook mede opgewekt door het geloof aan de werking Gods, die Hem uit de doden heeft opgewekt. Col 2:13 And you, being dead in your sins and the uncircumcision of your flesh, hath he quickened together with him, having forgiven you all trespasses; Ook u heeft Hij, hoewel gij dood waart door uw overtredingen en onbesnedenheid naar het vlees, levend gemaakt met Hem, toen Hij ons al onze overtredingen kwijtschold, 14 door het bewijsstuk uit te wissen, dat door zijn inzettingen tegen ons getuigde en ons bedreigde. En dat heeft Hij weggedaan door het aan het kruis te nagelen: **Besneden/Onbesneden, geen onderscheid** Col 3:11 Where there is neither Greek nor Jew, circumcision nor uncircumcision, Barbarian, Scythian, bond [nor] free: but Christ [is] all, and in all. waarbij geen onderscheid is tussen Griek en Jood, besneden of onbesneden, barbaar en Skyth, slaaf en vrije, maar alles en in allen is Christus. **Helpers van Paulus uit de besnijdenis** Col 4:11 And Jesus, which is called Justus, who are of the circumcision. These only [are my] fellow workers unto the kingdom of God, which have been a comfort unto me. (Aristarchus, Marcus) en Jezus genaamd Justus, de enigen uit de besnedenen, die mijn medewerkers zijn voor het Koninkrijk Gods, en die mij dan ook tot troost zijn geweest. **Misleiders** Titus 1:10 For there are many unruly and vain talkers and deceivers, specially they of the circumcision: Want velen willen van geen tucht weten: het zijn ijdele praters en misleiders, vooral die uit de besnijdenis zijn. **Apocriefen** 1Mac 1:15 And made themselves uncircumcised, and forsook the holy covenant, and joined themselves to the heathen, and were sold to do mischief. En maakten zich onbesneden en verlieten het heilige verbond en sloten zich aan bij de heidenen en werden verkocht om kwaad te doen. 1Mac 1:48 That they should also leave their children uncircumcised, and make their souls abominable with all manner of uncleanness and profanation: Dat zij hun kinderen ook onbesneden zouden laten, en hun zielen een gruwel maken met allerlei onreinheid en onheilige zaken: 1Mac 1:60 At which time according to the commandment they put to death certain women, that had caused their children to be circumcised. Toen brachten zij volgens het bevel bepaalde vrouwen ter dood, die hun kinderen hadden laten besnijden. 1Mac 1:61 And they hanged the infants about their necks, and rifled their houses, and slew them that had circumcised them. En zij hingen de kinderen om hun nek en braken hun huizen af, en doodden hen die hen hadden besneden. 1Mac 2:46 And what children soever they found within the coast of Israel uncircumcised, those they circumcised valiantly. En wat voor kinderen ze ook binnen de kust van Israël onbesneden vonden, werden door hen dapper besneden. 2Mac 6:10 For there were two women brought, who had circumcised their children; whom when they had openly led round about the city, the babes handing at their breasts, they cast them down headlong from the wall. Want twee vrouwen werden voorgebracht, die haar kinderen hadden besneden, welke zij, haar kinderen aan haar borsten gehangen hebbende, door de stad openlijk omvoerden, en van de muren afstieten. 2Esdras 1:31 When ye offer unto me, I will turn my face from you: for your solemn feastdays, your new moons, and your circumcisions, have I forsaken. Wanneer u mij offert, zal ik mijn aangezicht van u afwenden: want uw plechtige feestdagen, uw nieuwe manen en uw besnijdenisen, heb ik in de steek gelaten. GkEsther 14:15 Thou knowest all things, O Lord; thou knowest that I hate the glory of the unrighteous, and abhor the bed of the uncircumcised, and of all the heathen. U kent de dingen, o Heer; u weet dat ik de heerlijkheid van de onrechtvaardigen haat en een afkeer heb van het bed van de onbesnedenen en van alle heidenen. Judith 14:10 And when Achior had seen all that the God of Israel had done, he believed in God greatly, and circumcised the flesh of his foreskin, and was joined unto the house of Israel unto this day. En toen Achior alles had gezien wat de God van Israël had gedaan, geloofde hij sterk in God en besneed hij het vlees van zijn voorhuid en werd hij tot op de dag van vandaag verbonden aan het huis van Israël. Tobit 4:14 Let not the wages of any man, which hath wrought for thee, tarry with thee, but give him it out of hand: for if thou serve God, he will also repay thee: be circumspect my son, in all things thou doest, and be wise in all thy conversation. Laat niet het loon van iemand, die voor u gewerkt heeft, bij u blijven, maar geef hem uit de hand; want indien gij God dient, zal hij ook u vergelden: wees oplettend, mijn zoon, in alles wat gij doet, en wees wijs in al uw gesprekken. Wisdom 12:21 With how great circumspection didst thou judge thine own sons, unto whose fathers thou hast sworn, and made covenants of good promises? Met welke grote behoedzaamheid hebt u uw eigen zonen beoordeeld, tot welke vaders gij hebt gezworen en verbonden van goede beloften gemaakt?