^ [[nbg|Terug naar Bijbel index]] ^ [[psalmen|Terug naar Boek index]] ^ ===== Psalmen 50 ===== \\ [[psalmen50-1 |1 ]] Een psalm van Asaf. De God der goden, de Here, spreekt en roept de aarde vanwaar de zon opgaat tot waar zij ondergaat. \\ [[psalmen50-2 |2 ]] Uit Sion, de volkomen schoonheid, verschijnt God in lichtglans. \\ [[psalmen50-3 |3 ]] Onze God komt en zal niet zwijgen, vuur verteert voor zijn aangezicht, rondom Hem stormt het geweldig. \\ [[psalmen50-4 |4 ]] Hij roept tot de hemel daarboven, en tot de aarde om zijn volk te richten: \\ [[psalmen50-5 |5 ]] Vergadert Mij mijn gunstgenoten, die met Mij het verbond sluiten met offers. \\ [[psalmen50-6 |6 ]] Daar verkondigt de hemel zijn gerechtigheid, want God is rechter. [sela] \\ [[psalmen50-7 |7 ]] Hoor nu, mijn volk, en Ik wil spreken, Israel, en Ik wil tegen u getuigen: God, uw God, ben Ik. \\ [[psalmen50-8 |8 ]] Niet om uw offers berisp Ik u; uw brandoffers toch zijn bestendig voor Mij. \\ [[psalmen50-9 |9 ]] Ik neem uit uw huis geen stier, geen bokken uit uw kooien, \\ [[psalmen50-10 |10 ]] Want Mij behoort al het gedierte van het woud, het vee op bergen, rijk aan runderen. \\ [[psalmen50-11 |11 ]] Ik ken al het gevogelte der bergen, wat zich roert op het veld, staat Mij ter beschikking. \\ [[psalmen50-12 |12 ]] Indien Ik honger had, zou Ik het u niet zeggen, want Mij behoort de wereld en haar volheid. \\ [[psalmen50-13 |13 ]] Eet Ik soms stierevlees, of drink Ik bokkebloed? \\ [[psalmen50-14 |14 ]] Offer Gode lof en betaal de Allerhoogste uw geloften; \\ [[psalmen50-15 |15 ]] Roep Mij aan ten dage der benauwdheid, ik zal u redden en gij zult Mij eren. [sela] \\ [[psalmen50-16 |16 ]] Maar tot de goddeloze zegt God: Wat hebt gij mijn inzettingen op te tellen, en neemt mijn verbond in uw mond, \\ [[psalmen50-17 |17 ]] Hoewel gij de tucht haat, en mijn woorden achter u werpt? \\ [[psalmen50-18 |18 ]] Indien gij een dief ziet, dan houdt gij het met hem, met overspelers is uw deel. \\ [[psalmen50-19 |19 ]] Uw mond laat gij in boosheid gaan, uw tong koppelt bedrog aaneen; \\ [[psalmen50-20 |20 ]] Gij zit en spreekt tegen uw broeder, gij werpt smaad op de zoon van uw moeder. \\ [[psalmen50-21 |21 ]] Dit hebt gij gedaan en Ik heb gezwegen; gij beeldt u in, dat Ik geheel en al ben als gij. Ik wil u berispen en het u onder het oog brengen. \\ [[psalmen50-22 |22 ]] Verstaat dit toch, gij, die God vergeet, opdat Ik niet verscheure, zonder dat iemand redt. \\ [[psalmen50-23 |23 ]] Wie lof offert, eert Mij, en baant de weg, dat Ik hem Gods heil doe zien. ^ [[psalmen49| vorig hoofdstuk]] ^ [[psalmen51|volgend hoofdstuk]] ^