^ [[nbg|Terug naar Bijbel index]] ^ [[psalmen|Terug naar Boek index]] ^ ===== Psalmen 109 ===== \\ [[psalmen109-1 |1 ]] Voor de koorleider. Van David. Een psalm. O God, die ik loof, zwijg niet, \\ [[psalmen109-2 |2 ]] Want een goddeloze en bedrieglijke mond hebben zij tegen mij opengedaan; zij spreken tegen mij met een leugentong, \\ [[psalmen109-3 |3 ]] Met woorden van haat omringen zij mij en zij bestrijden mij zonder oorzaak; \\ [[psalmen109-4 |4 ]] Tot loon voor mijn liefde weerstaan zij mij, maar ik ben een en al gebed; \\ [[psalmen109-5 |5 ]] Zij laden kwaad op mij in plaats van goed, en haat tot loon voor mijn liefde. \\ [[psalmen109-6 |6 ]] Stel een goddeloze als rechter over hem, een aanklager sta aan zijn rechterhand; \\ [[psalmen109-7 |7 ]] Voor het gericht gedaagd, ga hij als schuldige uit, zijn gebed worde tot zonde; \\ [[psalmen109-8 |8 ]] Mogen zijn dagen weinige zijn, moge een ander zijn ambt nemen; \\ [[psalmen109-9 |9 ]] Mogen zijn kinderen wezen worden, zijn vrouw weduwe; \\ [[psalmen109-10 |10 ]] Mogen zijn kinderen overal ronddolen en bedelen, en opgejaagd worden uit hun puinhopen. \\ [[psalmen109-11 |11 ]] De schuldeiser aze op zijn ganse bezit, vreemden mogen plunderen wat hij met moeite verwierf; \\ [[psalmen109-12 |12 ]] Hij hebbe niemand, die hem liefde blijft bewijzen, niemand ontferme zich over zijn wezen; \\ [[psalmen109-13 |13 ]] Zijn nakroost zij ter uitroeiing, in het volgend geslacht worde hun naam uitgewist. \\ [[psalmen109-14 |14 ]] De ongerechtigheid van zijn vaderen blijve bij de Here in gedachtenis, en de zonde van zijn moeder worde niet uitgewist; \\ [[psalmen109-15 |15 ]] Dat deze bestendig voor de Here zijn, opdat Hij hun gedachtenis van de aarde verdelge; \\ [[psalmen109-16 |16 ]] Omdat hij er niet aan dacht liefde te bewijzen, maar de ellendige, de arme en de versaagde van hart ten dode toe vervolgde. \\ [[psalmen109-17 |17 ]] De vloek had hij lief (die kome over hem; de zegen wilde hij niet) die blijve verre van hem; \\ [[psalmen109-18 |18 ]] Hij bekleedde zich met vloek als met zijn gewaad; die kome als water in zijn binnenste, als olie in zijn gebeente; \\ [[psalmen109-19 |19 ]] Die zij hem als een kleed waarin hij zich hult, als een gordel die hij bestendig draagt. \\ [[psalmen109-20 |20 ]] Dit zij van de Here het loon van mijn belagers, en van hen die kwaad tegen mij spreken. \\ [[psalmen109-21 |21 ]] Maar Gij, Here Here, handel met mij om uws naams wil, red mij, want rijk is uw goedertierenheid; \\ [[psalmen109-22 |22 ]] Want ik ben ellendig en arm, mijn hart is doorwond in mijn binnenste; \\ [[psalmen109-23 |23 ]] Als een schaduw die zich verlengt, ga ik heen, als een sprinkhaan word ik afgeschud; \\ [[psalmen109-24 |24 ]] Mijn knieen knikken van het vasten, mijn vlees is vermagerd, zonder vet; \\ [[psalmen109-25 |25 ]] Daarom ben ik hun tot een smaad geworden; als zij mij zien, schudden zij het hoofd. \\ [[psalmen109-26 |26 ]] Help mij, Here, mijn God, verlos mij naar uw goedertierenheid, \\ [[psalmen109-27 |27 ]] Opdat zij erkennen, dat dit uw hand is, dat Gij, o Here, het gedaan hebt. \\ [[psalmen109-28 |28 ]] Al vloeken zij, wil Gij zegenen; al verheffen zij zich, laat hen te schande worden, maar uw knecht moge zich verheugen. \\ [[psalmen109-29 |29 ]] Dat mijn belagers met smaad bekleed worden, en zich in hun schande hullen als in een mantel. \\ [[psalmen109-30 |30 ]] Ik zal de Here met luider stem loven, ik zal Hem lofzingen te midden van velen; \\ [[psalmen109-31 |31 ]] Want Hij staat aan de rechterhand van de arme, om hem te verlossen van wie hem veroordelen. ^ [[psalmen108| vorig hoofdstuk]] ^ [[psalmen110|volgend hoofdstuk]] ^