^ [[nbg|Terug naar Bijbel index]] ^ [[numeri|Terug naar Boek index]] ^ ===== Numeri 16 ===== ^Parasha [[ p_Korach |"Korach "]] Num.16:1–18:32 ^ [[numeri16-1 |1 ]] Korach nu, de zoon van Jishar, de zoon van Kehat, de zoon van Levi, nam met Datan en Abiram, zonen van Eliab, en On, de zoon van Pelet, Rubenieten, [een] [aantal] [mannen]; vai·yik·Kach (H3947) Ko·rach, ben- yitz·Har ben- ke·Hat ben- le·Vi; [[https://biblehub.com/hebrew/3947.htm|H3947]] werkwoord: לָקַח : laqach (law-kakh') ^Korach een leviet maar geen priester, dus geen afstammeling van Aharon.^ ^Datan en Abiram, deze twee komen we tegen in de Midrash waar gezegd wordt dat dit de twee mannen waren uit [[exodus2|Exodus 2:13]] die met elkaar aan het vechten waren en hem deden besluiten om te vluchten voor farao.^ ^Het waren volgens de Midrash ook de mannen die bij de rietzee met Moshé in discussie gingen.^ ^Zij waren het volgens de Midrash ook degenen die meer manna verzamelden en het ging rotten.^ ^Mogelijk dat het ook een rol speelde dat zij Reubenieten waren. Reuben was de eerstgeborene maar om reden van zijn ontucht niet de voornaamste onder de broeders zou zijn [[genesis49|Genesis 49:3-4]].^ [[numeri16-2 |2 ]] En zij stelden zich voor Mozes met tweehonderd vijftig mannen uit de Israelieten, hoofden der vergadering, opgeroepenen ter volksvergadering, mannen van naam. ^Hoofden van de vergadering, het beeld van het sanhedrin dat op gelijke wijze zich tegen Jesjoea keerde.^ [[numeri16-3 |3 ]] Zij dan liepen te hoop tegen Mozes en Aaron en zeiden tot hen: Laat het u genoeg zijn, want de gehele vergadering, zij allen zijn heiligen, en de Here is in hun midden. Waarom verheft gij u dan boven de gemeente des Heren? ^Korach was te vroeg met zijn proclamatie dat het hele volk gelijk zou zijn. Dit kwam pas als Jesjoea terugkomt.^ ^Op zich had hij gelijk maar wilde dat voor zijn eigen ego opeisen, dus de verkeerde motivatie.^ ^God stelt gezag aan, ook nu nog. Hij geeft apostelen, profeten, evangelisten, herders en leraars en opzieners.^ ^Het is niet iets wat we zelf kunnen grijpen, het moet van God komen.^ [[numeri16-4 |4 ]] Toen Mozes het hoorde, wierp hij zich op zijn aangezicht. ^Moshé is de koning en profeet, Aharon is de hogepriester.^ ^Ze namen deze bedieningen in twijfel zoals later ook bij Jesjoea gedaan werd toen 'tikoen' mogelijk was.^ ^In [[handelingen7|Handelingen 7:23-53]] spreekt Stefanus (Stephanos = kroon [[https://biblehub.com/greek/4736.htm|G4736]] bij zijn verdediging over deze geschiedenis.^ [[numeri16-5 |5 ]] En hij sprak tot Korach en zijn gehele aanhang: Morgen, dan zal de Here doen weten, wie Hem toebehoort, en wie de heilige is, dat Hij hem tot Zich doe naderen; die Hij verkiezen zal, zal Hij tot Zich doen naderen. ^Bo·ker [[https://biblehub.com/hebrew/1242.htm|H1242]] "in de morgen" dit is een hint.^ ^naar Genesis, de schepping, ik denk ook aan de opstanding, vroeg in de morgen"^ [[numeri16-6 |6 ]] Doet dit: neemt u vuurpannen, gij, Korach en gij, zijn gehele aanhang, \\ [[numeri16-7 |7 ]] Doet dan vuur daarin en legt er morgen reukwerk op voor het aangezicht des Heren, en de man die de Here verkiezen zal, die zal de heilige zijn. Laat het u genoeg zijn, Levieten. ^Moshé stelt voor om een reukoffer te brengen, dat staat voor aanbidding, de toekomende tijd. ^ ^In die tijd worden er geen zondoffers (dier) meer gebracht. Dit zou een hint voor Korach moeten zijn geweest.^ ^Het was nog niet de tijd van het messiaanse rijk.^ ^Enige (een andere tijd) tijd later functioneerde Samuel (een Korachiet [[1kronieken6|1Kronieken 6:22-28]]) als profeet, priester en koning.^ ^Het reukwerk maakt het onderscheid, welk offer wordt aangenomen? Welk gesteldheid wordt aangenomen?^ ^De midrash zegt dat Korach misleidt was door zijn profetische visie, hij had in de toekomende tijd gekeken.^ ^Maar het was nog niet de tijd voor de vervulling van de profetie.^ [[numeri16-8 |8 ]] Toen zeide Mozes tot Korach: Hoort toch, gij Levieten! \\ [[numeri16-9 |9 ]] Is het u te weinig, dat de God van Israel u heeft afgezonderd van de vergadering Israels om u tot Zich te doen naderen, om de dienst aan de tabernakel des Heren te verrichten en voor het aangezicht der vergadering te staan om hen te dienen, \\ [[numeri16-10 |10 ]] En dat Hij u en al uw broederen, de Levieten, met u deed naderen? Streeft gij nu ook naar het priesterschap? ^Is de bediening die God je gegeven heeft niet genoeg? Wil je nog meer?^ ^Ik denk hierbij aan [[jesaja14|Jesaja 14:13-14]], "//Ik wil opstijgen boven de hoogten der wolken, mij aan de Allerhoogste gelijkstellen.//"^ [[numeri16-11 |11 ]] Daarom, gij en uw gehele aanhang, gij spant samen tegen de Here, want wat is Aaron, dat gij tegen hem zoudt morren? ^Het was in feite rebellie tegen God, ze aanvaarden niet het gezag dat God aangesteld had.^ [[numeri16-12 |12 ]] Mozes nu zond heen om Datan en Abiram, de zonen van Eliab, te ontbieden, maar zij zeiden: Wij komen niet. \\ [[numeri16-13 |13 ]] Is het een kleinigheid, dat gij ons hebt opgevoerd uit een land, vloeiende van melk en honig, om ons te laten sterven in de woestijn, en wilt gij u ook nog als heerser over ons opwerpen? \\ [[numeri16-14 |14 ]] Gij hebt ons waarlijk niet gebracht in een land, vloeiende van melk en honig, noch ons akkers en wijngaarden in bezit gegeven; meent gij de ogen dezer mannen te kunnen verblinden? Wij komen niet. \\ [[numeri16-15 |15 ]] Toen werd Mozes zeer toornig en hij zeide tot de Here: Wend U niet tot hun spijsoffer; niet een ezel heb ik van hen weggenomen, noch iemand van hen kwaad gedaan. ^ezel, zie [[1samuel12|1 Samuël 12:3]].^ [[numeri16-16 |16 ]] En Mozes zeide tot Korach: Gij en uw gehele aanhang, verschijnt morgen voor het aangezicht des Heren, gij en zij en Aaron! ^In de morgen, dat is ma·Char. [[https://biblehub.com/hebrew/4279.htm|H4279]] en komt van [[https://biblehub.com/hebrew/309.htm|H309]] uitstellen, vertragen.^ ^Moshe stelt de tijd uit, over de nacht heen. Om Korach de tijd te geven van gedachte te veranderen, te bezinnen.^ ^Zie ook; het offer van Caïn & Abel, Esau & Ja'akov, de ba'al priesters en Eliyahoe.^ [[numeri16-17 |17 ]] Neemt dan ieder zijn vuurpan, legt er reukwerk op en biedt de Here ieder zijn vuurpan aan, tweehonderd vijftig vuurpannen, gij en Aaron, ieder zijn vuurpan. \\ [[numeri16-18 |18 ]] Zij namen dan ieder zijn vuurpan, deden vuur daarin, legden reukwerk daarop, en stelden zich op bij de ingang van de tent der samenkomst met Mozes en Aaron. \\ [[numeri16-19 |19 ]] Toen Korach de gehele aanhang bij de ingang van de tent der samenkomst tegen hen had bijeengebracht, verscheen de heerlijkheid des Heren aan de gehele vergadering. \\ [[numeri16-20 |20 ]] En de Here sprak tot Mozes en Aaron: \\ [[numeri16-21 |21 ]] Scheidt u af van deze vergadering, opdat Ik haar in een oogwenk vertere. \\ [[numeri16-22 |22 ]] Toen wierpen zij zich op hun aangezicht en zeiden: O God, God der geesten van alle levende schepselen, als een man zondigt, zult Gij dan tegen de gehele vergadering toornen? ^En weer doet Moshé voorbede voor het volk.^ [[numeri16-23 |23 ]] De Here dan sprak tot Mozes: \\ [[numeri16-24 |24 ]] Spreek tot de vergadering: Trekt u terug uit de omtrek van de woning van Korach, Datan en Abiram. \\ [[numeri16-25 |25 ]] Toen maakte Mozes zich op en ging tot Datan en Abiram, en de oudsten van Israel volgden hem. \\ [[numeri16-26 |26 ]] En hij sprak tot de vergadering: Wijkt toch van de tenten dezer goddeloze mannen en raakt niets aan, dat hun toebehoort, opdat gij niet door al hun zonden wordt weggeraapt. \\ [[numeri16-27 |27 ]] Toen trokken zij weg uit de omtrek van de woning van Korach, Datan en Abiram, en Datan en Abiram traden naar buiten en stonden aan de ingang van hun tenten met hun vrouwen, zonen en kleine kinderen. \\ [[numeri16-28 |28 ]] Daarop zeide Mozes: Hieraan zult gij weten, dat de Here mij gezonden heeft om al deze daden te doen, en dat het niet mijn bedenksel is: \\ [[numeri16-29 |29 ]] Indien dezen zullen sterven, zoals ieder mens sterft, en over hen bezoeking zal worden gedaan, zoals ieder mens bezocht wordt, dan heeft de Here mij niet gezonden. \\ [[numeri16-30 |30 ]] Maar, indien de Here iets nieuws zal scheppen, zodat de grond zijn mond zal opensperren en hen verzwelgen met alles wat hun toebehoort, zodat zij levend in het dodenrijk zullen dalen, dan zult gij weten, dat deze mannen de Here gesmaad hebben. ^Levend het dodenrijk, het graf (she·'O·lah [[https://biblehub.com/hebrew/7585.htm/|H7585]]) in.^ [[numeri16-31 |31 ]] Nauwelijks had hij al deze woorden uitgesproken, of de grond spleet onder hen, \\ [[numeri16-32 |32 ]] En de aarde opende haar mond en verzwolg hen met hun huisgezinnen en met alle mensen die bij Korach behoorden en met alle have. \\ [[numeri16-33 |33 ]] Zo daalden zij, met al de hunnen, levend in het dodenrijk; en de aarde overdekte hen, zodat zij uit het midden der gemeente omkwamen. \\ [[numeri16-34 |34 ]] En alle Israelieten die om hen heen stonden, vluchtten weg op hun geroep, want zij dachten: De aarde moest ook ons eens verzwelgen! \\ [[numeri16-35 |35 ]] Toen ging er een vuur uit van de Here en verteerde de tweehonderd vijftig mannen, die het reukwerk geofferd hadden. ^Zie Nadab en Abihoe [[leviticus10 | Leviticus 10:1-3]]^ [[numeri16-36 |36 ]] De Here nu sprak tot Mozes: \\ [[numeri16-37 |37 ]] Zeg tot Eleazar, de zoon van de priester Aaron, dat hij de vuurpannen uit de brand wegneme, en strooi het vuur ver weg, omdat zij heilig zijn, \\ [[numeri16-38 |38 ]] Te weten de vuurpannen dergenen die ten koste van hun leven gezondigd hebben, en maakt deze tot dunne platen, tot een overtrek voor het altaar, want zij hebben ze voor het aangezicht des Heren gebracht, zodat deze geheiligd zijn; zo zullen zij de Israelieten tot een teken zijn. \\ [[numeri16-39 |39 ]] Toen nam de priester Eleazar de koperen vuurpannen, welke zij die verbrand waren, hadden gebracht en men plette ze tot een overtrek voor het altaar, \\ [[numeri16-40 |40 ]] Een herinnering voor de Israelieten, opdat geen onbevoegde, die niet behoort tot de nakomelingen van Aaron, nadere om reukwerk te branden voor het aangezicht des Heren, en het hem niet verga als Korach en zijn aanhang, zoals de Here tot hem gesproken had door de dienst van Mozes. ^Vreemd vuur of verkeerde autoriteit? ^ [[numeri16-41 |41 ]] De volgende dag echter morde de gehele vergadering der Israelieten tegen Mozes en Aaron, zeggende: Gij hebt het volk des Heren gedood. [[numeri16-42 |42 ]] Toen nu de vergadering tegen Mozes en Aaron te hoop liep, en zij zich naar de tent der samenkomst wendden, zie, de wolk bedekte haar en de heerlijkheid des Heren verscheen. \\ [[numeri16-43 |43 ]] Toen kwamen Mozes en Aaron tot voor de tent der samenkomst. \\ [[numeri16-44 |44 ]] De Here dan sprak tot Mozes: \\ [[numeri16-45 |45 ]] Trekt u terug uit deze vergadering, opdat Ik haar in een ogenblik vertere. Toen wierpen zij zich neder op hun aangezicht. ^En weer doet Moshé voorbede voor het volk.^ [[numeri16-46 |46 ]] En Mozes zeide tot Aaron: Neem een vuurpan, doe er vuur in van het altaar, leg er reukwerk op, en ga haastig tot de vergadering en doe verzoening over hen, want de toorn is van de Here uitgegaan, de plaag is begonnen. \\ [[numeri16-47 |47 ]] Aaron nam [een] [vuurpan], zoals Mozes gesproken had, en snelde tot midden onder de gemeente, en zie, de plaag was onder het volk begonnen; toen legde hij er reukwerk op en deed verzoening over het volk. \\ [[numeri16-48 |48 ]] Toen hij tussen de doden en de levenden stond, hield de plaag op. ^De hogepriester stond tussen de doden en de levenden en deed verzoening, beeld van Jesjoea onze Verzoener.^ \\ [[numeri16-49 |49 ]] En zij, die gestorven waren door de plaag, waren veertienduizend zevenhonderd, behalve degenen die gestorven waren terzake van Korach. \\ [[numeri16-50 |50 ]] Toen Aaron tot Mozes terugkeerde aan de ingang van de tent der samenkomst, had de plaag opgehouden. ^ [[numeri15| vorig hoofdstuk]] ^ [[numeri17|volgend hoofdstuk]] ^