^ [[nbg|Terug naar Bijbel index]] ^ [[nahum|Terug naar Boek index]] ^ ===== Nahum 2 ===== \\ [[nahum2-1 |1 ]] De verstrooier trekt tegen u op; bewaak de vesting, zie uit langs de weg, maak de lendenen vast, versterk u met alle macht! \\ [[nahum2-2 |2 ]] Want de Here herstelt de heerlijkheid van Jakob, gelijk de heerlijkheid van Israel; want plunderaars hebben hen geplunderd en hun ranken vernield. \\ [[nahum2-3 |3 ]] Het schild zijner helden is rood van kleur, de dapperen zijn in scharlaken gekleed; in de vuurglans van het staal staan de wagens op de dag van zijn toerusting, en de lansen worden gezwaaid. \\ [[nahum2-4 |4 ]] Langs de wegen razen de wagens, zij vliegen over de vlakten; hun aanblik is als van fakkels, als bliksemschichten schieten zij voort. \\ [[nahum2-5 |5 ]] Hij denkt aan zijn geweldigen (zij struikelen in hun vaart; zij haasten zich naar haar muur) en opgericht is het stormdak. \\ [[nahum2-6 |6 ]] De poorten der rivieren openen zich, en het paleis zinkt ineen. \\ [[nahum2-7 |7 ]] En het is beslist: zij wordt ontbloot, weggevoerd en haar slavinnen klagen als met duivestem, terwijl zij zich slaan op de borst. \\ [[nahum2-8 |8 ]] En Nineve was als een vijver vol wateren, zolang het bestaat; nu lopen deze weg. Staat, staat! doch niemand keert zich om. \\ [[nahum2-9 |9 ]] Rooft zilver, rooft goud! eindeloos is de voorraad, een overvloed van allerlei kostbaarheden. \\ [[nahum2-10 |10 ]] Woestheid, woestenij, verwoesting! en verslagen harten en knikkende knieen; kramp in alle lendenen en hun aller aangezicht van kleur beroofd. \\ [[nahum2-11 |11 ]] Waar is nu het leger der leeuwen, de plaats waar de jonge leeuwen gevoed werden, waar de leeuw rondliep en de leeuwin, de leeuwewelp, door niemand opgeschrikt? \\ [[nahum2-12 |12 ]] Waar is de leeuw die roofde voor zijn welpen en worgde voor zijn leeuwinnen, die zijn holen vulde met roof en zijn legers met het verscheurde? \\ [[nahum2-13 |13 ]] Zie, Ik zal u! luidt het woord van de Here der heerscharen, Ik doe uw wagens in rook opgaan; uw jonge leeuwen zal het zwaard verteren, en uw roof zal Ik van de aarde verdelgen; en de stem van uw gezanten zal niet meer gehoord worden. ^ [[nahum1| vorig hoofdstuk]] ^ [[nahum3|volgend hoofdstuk]] ^