^ [[nbg|Terug naar Bijbel index]] ^ [[mattheus|Terug naar Boek index]] ^ ===== Mattheus 8 ===== [[http://www.hebreeuws-mattheus.nl/chapters/8/|Vertaling van de Hebreeuwse versie van Mattheus.]] [[mattheus8-1 |1 ]] Nadat Hij nu van de berg was afgedaald, volgden Hem vele scharen. \\ [[mattheus8-2 |2 ]] En zie, een melaatse kwam tot Hem en viel voor Hem neder, zeggende: Here, indien Gij wilt, kunt Gij mij reinigen. \\ [[mattheus8-3 |3 ]] En Hij strekte de hand uit en raakte hem aan en zeide: Ik wil het, word rein. En terstond werd hij rein van zijn melaatsheid. \\ [[mattheus8-4 |4 ]] En Jezus zeide tot hem: Zie toe, dat gij het aan niemand zegt, maar ga heen, toon u aan de priester en offer de gave, die Mozes heeft voorgeschreven, hun tot een getuigenis. \\ [[mattheus8-5 |5 ]] Toen Hij nu Kafarnaum binnenging, kwam een hoofdman tot Hem met een bede, \\ [[mattheus8-6 |6 ]] En zeide: Here, mijn knecht ligt thuis, verlamd, met hevige pijn. \\ [[mattheus8-7 |7 ]] Hij zeide tot hem: Zal Ik komen en hem genezen? \\ [[mattheus8-8 |8 ]] Doch de hoofdman antwoordde en zeide: Here, ik ben niet waard, dat Gij onder mijn dak komt, maar spreek slechts een woord en mijn knecht zal herstellen. \\ [[mattheus8-9 |9 ]] Want ik ben zelf een ondergeschikte met soldaten onder mij, en ik zeg tot de een: Ga heen, en hij gaat heen, en tot een ander: Kom, en hij komt, en tot mijn slaaf: Doe dit, en hij doet het. \\ [[mattheus8-10 |10 ]] Toen Jezus dit hoorde, verwonderde Hij Zich en zeide tot hen, die Hem volgden: Voorwaar, zeg Ik u, bij niemand in Israel heb Ik een zo groot geloof gevonden! \\ [[mattheus8-11 |11 ]] Ik zeg u, dat er velen zullen komen van oost en west en zullen aanliggen met Abraham en Isaak en Jakob in het Koninkrijk der hemelen; \\ [[mattheus8-12 |12 ]] Maar de kinderen van het Koninkrijk zullen uitgeworpen worden in de buitenste duisternis; daar zal het geween zijn en het tandengeknars. \\ [[mattheus8-13 |13 ]] En Jezus zeide tot de hoofdman: Ga heen, u geschiede naar uw geloof. En de knecht genas, juist op dat uur. \\ [[mattheus8-14 |14 ]] En Jezus kwam in het huis van Petrus en zag diens schoonmoeder met koorts te bed liggen. \\ [[mattheus8-15 |15 ]] En Hij vatte haar hand en de koorts verliet haar, en zij stond op en diende Hem. \\ [[mattheus8-16 |16 ]] Toen het nu avond werd, bracht men vele bezetenen tot Hem; en Hij dreef de geesten uit met zijn woord en die ernstig ongesteld waren genas Hij allen, \\ [[mattheus8-17 |17 ]] Opdat vervuld zou worden, hetgeen gesproken werd door de profeet Jesaja, toen hij zeide: Hij heeft onze zwakheden op Zich genomen en onze ziekten heeft Hij gedragen. \\ [[mattheus8-18 |18 ]] Toen Jezus een schare rondom Zich zag, beval Hij te vertrekken naar de overkant. \\ [[mattheus8-19 |19 ]] En er kwam een schriftgeleerde tot Hem en zeide: Meester, ik zal U volgen, waar Gij ook heengaat. \\ [[mattheus8-20 |20 ]] En Jezus zeide tot hem: De vossen hebben holen en de vogelen des hemels nesten, maar de Zoon des mensen heeft geen plaats om het hoofd neer te leggen. \\ [[mattheus8-21 |21 ]] Een ander echter, een van zijn discipelen, zeide tot Hem: Here, sta mij toe eerst heen te gaan en mijn vader te begraven. \\ [[mattheus8-22 |22 ]] Maar Jezus zeide tot hem: Volg mij en laat de doden hun doden begraven. \\ [[mattheus8-23 |23 ]] En toen Hij in het schip ging, volgden zijn discipelen Hem. \\ [[mattheus8-24 |24 ]] En zie, er kwam een grote onstuimigheid op de zee, zodat de golven over het schip sloegen; maar Hij sliep. \\ [[mattheus8-25 |25 ]] En zij kwamen en maakten Hem wakker en zeiden: Here, help ons, wij vergaan! \\ [[mattheus8-26 |26 ]] En Hij zeide tot hen: Waarom zijt gij bevreesd, kleingelovigen? Toen stond Hij op en bestrafte de winden en de zee, en het werd volkomen stil. \\ [[mattheus8-27 |27 ]] En de mensen verwonderden zich en zeiden: Wat voor iemand is deze, dat ook de winden en de zee Hem gehoorzaam zijn? \\ [[mattheus8-28 |28 ]] Nadat Hij aan de overkant in het land der Gadarenen was gekomen, kwamen Hem twee bezetenen uit de grafsteden tegemoet, zeer gevaarlijke, zodat niemand langs die weg kon voorbijgaan. \\ [[mattheus8-29 |29 ]] En zie, zij schreeuwden, zeggende: Wat hebt Gij met ons te maken, Zoon van God? Zijt Gij hier gekomen om ons voor de tijd te pijnigen? \\ [[mattheus8-30 |30 ]] Nu werd er ver van hen een grote kudde zwijnen gehoed. \\ [[mattheus8-31 |31 ]] De boze geesten smeekten Hem en zeiden: Indien Gij ons uitdrijft, laat ons dan in de kudde zwijnen varen. \\ [[mattheus8-32 |32 ]] En Hij zeide tot hen: Gaat heen! Zij voeren uit en gingen in de zwijnen; en zie, de gehele kudde stormde langs de helling de zee in en zij kwamen om in het water. \\ [[mattheus8-33 |33 ]] En de hoeders namen de vlucht en kwamen in de stad en berichtten alles, ook van de bezetenen. \\ [[mattheus8-34 |34 ]] En zie, de gehele stad liep uit, Jezus tegemoet, en toen zij Hem zagen, drongen zij er bij Hem op aan hun gebied te verlaten. ^ [[mattheus7| vorig hoofdstuk]] ^ [[mattheus9|volgend hoofdstuk]] ^