^ [[nbg|Terug naar Bijbel index]] ^ [[lucas|Terug naar Boek index]] ^ ===== Lucas 18 ===== \\ [[lucas18-1 |1 ]] Hij sprak een gelijkenis tot hen met het oog daarop, dat zij altijd moesten bidden en niet verslappen. \\ [[lucas18-2 |2 ]] En Hij zeide: Er was in een stad een rechter, die zich om God niet bekommerde en zich aan geen mens stoorde. \\ [[lucas18-3 |3 ]] En er was een weduwe in die stad, die telkens tot hem kwam en zeide: Verschaf mij recht tegenover mijn tegenpartij. \\ [[lucas18-4 |4 ]] En een tijdlang wilde hij niet, maar daarna sprak hij bij zichzelf: Al bekommer ik mij niet om God en al stoor ik mij aan geen mens, toch zal ik, \\ [[lucas18-5 |5 ]] Omdat deze weduwe het mij moeilijk maakt, haar recht verschaffen; anders komt zij mij ten slotte nog in het gezicht slaan. \\ [[lucas18-6 |6 ]] En de Here zeide: Hoort, wat de onrechtvaardige rechter zegt. \\ [[lucas18-7 |7 ]] Zal God dan zijn uitverkorenen geen recht verschaffen, die dag en nacht tot Hem roepen, en laat Hij hen wachten? \\ [[lucas18-8 |8 ]] Ik zeg u, dat Hij hun spoedig recht zal verschaffen. Doch, als de Zoon des mensen komt, zal Hij dan het geloof vinden op aarde? \\ [[lucas18-9 |9 ]] Hij sprak ook met het oog op sommigen, die van zichzelf vertrouwden, dat zij rechtvaardig waren en al de anderen verachtten, deze gelijkenis: \\ [[lucas18-10 |10 ]] Twee mensen gingen op naar de tempel om te bidden; de een was een Farizeeer de ander een tollenaar. \\ [[lucas18-11 |11 ]] De Farizeeer stond en bad dit bij zichzelf: O God, ik dank U, dat ik niet zo ben als de andere mensen, rovers, onrechtvaardigen, echtbrekers, of ook als deze tollenaar; \\ [[lucas18-12 |12 ]] Ik vast tweemaal per week, ik geef tienden van al mijn inkomsten. \\ [[lucas18-13 |13 ]] De tollenaar stond van verre en wilde zelfs zijn ogen niet opheffen naar de hemel, maar hij sloeg zich op de borst en zeide: O God, wees mij, zondaar, genadig! \\ [[lucas18-14 |14 ]] Ik zeg u: Deze keerde, in tegenstelling met de ander, gerechtvaardigd naar huis terug. Want een ieder, die zichzelf verhoogt, zal vernederd worden, doch wie zichzelf vernedert, zal verhoogd worden. \\ [[lucas18-15 |15 ]] Zij brachten ook hun kleine kinderen tot Hem, opdat Hij ze zou aanraken. Toen de discipelen dat zagen, bestraften zij hen. \\ [[lucas18-16 |16 ]] Maar Jezus riep ze tot Zich en zeide: Laat de kinderen tot Mij komen en verhindert ze niet; want voor zodanigen is het Koninkrijk Gods. \\ [[lucas18-17 |17 ]] Voorwaar, Ik zeg u: Wie het Koninkrijk Gods niet ontvangt als een kind, zal het voorzeker niet binnengaan. \\ [[lucas18-18 |18 ]] En een hooggeplaatst man vroeg Hem en zeide: Goede Meester, wat moet ik doen om het eeuwige leven te beerven? \\ [[lucas18-19 |19 ]] Jezus zeide tot hem: Waarom noemt gij Mij goed? Niemand is goed dan God alleen. \\ [[lucas18-20 |20 ]] Gij kent de geboden: Gij zult niet echtbreken, gij zult niet doodslaan, gij zult niet stelen, gij zult geen vals getuigenis geven, eer uw vader en moeder. \\ [[lucas18-21 |21 ]] Hij zeide: Dat alles heb ik van jongs af in acht genomen. \\ [[lucas18-22 |22 ]] Toen Jezus dat hoorde, zeide Hij tot hem: Nog een ding komt gij te kort: verkoop alles wat gij bezit, en verdeel het onder de armen, en gij zult een schat hebben in de hemelen, en kom hier, volg Mij. \\ [[lucas18-23 |23 ]] Toen hij dat hoorde, werd hij diep bedroefd, want hij was zeer rijk. \\ [[lucas18-24 |24 ]] En Jezus zag hem aan en zeide: Hoe moeilijk kunnen zij, die geld hebben, in het Koninkrijk Gods ingaan. \\ [[lucas18-25 |25 ]] Want het is gemakkelijker, dat een kameel gaat door het oog ener naald, dan dat een rijke het Koninkrijk Gods binnengaat. \\ [[lucas18-26 |26 ]] En die dit hoorden, zeiden tot Hem: Maar wie kan dan behouden worden? \\ [[lucas18-27 |27 ]] Hij zeide tot hen: Wat bij mensen onmogelijk is, is mogelijk bij God. \\ [[lucas18-28 |28 ]] En Petrus zeide: Zie, wij hebben het onze prijsgegeven en zijn U gevolgd. \\ [[lucas18-29 |29 ]] En Hij zeide tot hen: Voorwaar, Ik zeg u, er is niemand, die huis of vrouw of broeders of ouders of kinderen heeft prijsgegeven om het Koninkrijk Gods, \\ [[lucas18-30 |30 ]] Of hij zal vele malen meer ontvangen in deze tijd en in de toekomende eeuw het eeuwige leven. \\ [[lucas18-31 |31 ]] Hij nam de twaalven terzijde en sprak tot hen: Zie, wij gaan op naar Jeruzalem, en al wat door de profeten geschreven is, zal aan de Zoon des mensen volbracht worden. \\ [[lucas18-32 |32 ]] Want Hij zal overgeleverd worden aan de heidenen en bespot en gesmaad en bespuwd worden, \\ [[lucas18-33 |33 ]] En zij zullen Hem geselen en doden, en ten derden dage zal Hij opstaan. \\ [[lucas18-34 |34 ]] En zij begrepen niets van deze dingen en dit woord bleef hun duister en zij wisten niet, waarvan gesproken werd. \\ [[lucas18-35 |35 ]] Het geschiedde nu, toen Hij in de nabijheid van Jericho kwam, dat een blinde aan de weg zat te bedelen. \\ [[lucas18-36 |36 ]] Toen deze hoorde, dat er een schare voorbijging, vroeg hij, wat dit was. \\ [[lucas18-37 |37 ]] En zij vertelden hem, dat Jezus de Nazoreeer voorbijkwam. \\ [[lucas18-38 |38 ]] En hij riep en zeide: Jezus, Zoon van David, heb medelijden met mij! \\ [[lucas18-39 |39 ]] En die vooraan liepen, bestraften hem, dat hij zwijgen zou. Maar hij schreeuwde des te meer: Zoon van David, heb medelijden met mij! \\ [[lucas18-40 |40 ]] Jezus nu stond stil en liet hem bij Zich brengen. Toen hij naderbij gekomen was, \\ [[lucas18-41 |41 ]] Vroeg Hij hem: Wat wilt gij, dat Ik u doen zal? Hij zeide: Here, dat ik ziende worde! \\ [[lucas18-42 |42 ]] En Jezus zeide tot hem: Word ziende; uw geloof heeft u behouden. \\ [[lucas18-43 |43 ]] En terstond werd hij ziende en hij volgde Hem, God lovende. En al het volk zag het en gaf Gode lof. ^ [[lucas17| vorig hoofdstuk]] ^ [[lucas19|volgend hoofdstuk]] ^