^ [[nbg|Terug naar Bijbel index]] ^ [[job|Terug naar Boek index]] ^ ===== Job 15 ===== \\ [[job15-1 |1 ]] Toen nam de Temaniet Elifaz het woord en zeide: \\ [[job15-2 |2 ]] Brengt een wijze ijdele kennis voort, en vult hij zijn binnenste met oostenwind? \\ [[job15-3 |3 ]] Berispt hij met nutteloze woorden en met krachteloze beweringen? \\ [[job15-4 |4 ]] Bovendien breekt gij de godsvrucht af en doet te kort aan de eerbied voor God. \\ [[job15-5 |5 ]] Want uw ongerechtigheid legt u zulke woorden in de mond, en gij kiest de taal der listigen. \\ [[job15-6 |6 ]] Uw eigen mond veroordeelt u, niet ik; ja, uw eigen lippen getuigen tegen u. \\ [[job15-7 |7 ]] Zijt gij als eerste der mensen geboren of eer dan de heuvelen voortgebracht? \\ [[job15-8 |8 ]] Hebt gij toegeluisterd in de raad Gods en de wijsheid aan u getrokken? \\ [[job15-9 |9 ]] Wat weet gij, dat wij niet weten? Wat voor inzicht hebt gij, dat ons ontbreekt? \\ [[job15-10 |10 ]] Ook onder ons zijn grijsaards en hoogbejaarden, rijker in jaren dan uw vader. \\ [[job15-11 |11 ]] Zijn de vertroostingen Gods u te gering en het woord, dat in zachtheid tot u kwam? \\ [[job15-12 |12 ]] Wat sleept uw hart u mee en wat flikkeren uw ogen, \\ [[job15-13 |13 ]] Dat gij uw geest tegen God keert en zulke woorden uit uw mond laat gaan? \\ [[job15-14 |14 ]] Wat is de sterveling, dat hij rein zou zijn, en dat wie uit een vrouw geboren is, rechtvaardig zou wezen? \\ [[job15-15 |15 ]] Zie, in zijn heiligen stelt Hij geen vertrouwen, zelfs de hemelen zijn niet rein in zijn ogen; \\ [[job15-16 |16 ]] Hoeveel te minder de afschuwelijk verdorvene, de mens, die ongerechtigheid indrinkt als water! \\ [[job15-17 |17 ]] Ik wil u onderrichten, luister naar mij: en wat ik geschouwd heb, dat wil ik vertellen, \\ [[job15-18 |18 ]] Datgene wat de wijzen op gezag van hun vaderen verkondigen, zonder iets te verhelen, \\ [[job15-19 |19 ]] Toen alleen aan hen het land was gegeven, en geen vreemdeling bij hen was binnengedrongen. \\ [[job15-20 |20 ]] De goddeloze verkeert zijn gehele leven in angst, de geweldenaar alle hem geschonken jaren. \\ [[job15-21 |21 ]] Schrikwekkende geluiden klinken in zijn oren, in volle vrede overvalt hem de verwoester. \\ [[job15-22 |22 ]] Hij heeft geen vertrouwen, dat hij uit de duisternis zal terugkeren: hij is bestemd voor het zwaard. \\ [[job15-23 |23 ]] Hij dwaalt rond om brood. Waar is het? Hij weet, dat de dag der duisternis voor hem ophanden is. \\ [[job15-24 |24 ]] Hem beangstigen nood en benauwdheid, zij overweldigen hem als een koning, gereed tot de stormloop. \\ [[job15-25 |25 ]] Want hij heeft zijn hand uitgestrekt tegen God en de Almachtige getrotseerd; \\ [[job15-26 |26 ]] Hij snelt op Hem af met trotse nek, met zijn zwaar beslagen schild. \\ [[job15-27 |27 ]] Want hij heeft zijn aangezicht met vet bedekt en een vetlaag om zijn lendenen gelegd; \\ [[job15-28 |28 ]] Hij heeft zich in verwoeste steden gevestigd, in huizen, waarin men niet mocht wonen, die bestemd waren puinhopen te blijven. \\ [[job15-29 |29 ]] Hij blijft niet rijk en zijn vermogen houdt geen stand, zijn bezit breidt zich niet uit op aarde. \\ [[job15-30 |30 ]] Hij ontkomt niet aan de duisternis, de vlam doet zijn loten verdorren en door de adem van zijn mond wordt hij weggevaagd. \\ [[job15-31 |31 ]] Hij betrouwe niet op ijdelheid, hij komt bedrogen uit, want ijdelheid zal zijn vergelding zijn. \\ [[job15-32 |32 ]] Voor zijn tijd zal het met hem gedaan zijn en zijn palmtak zal niet groenen. \\ [[job15-33 |33 ]] Als een wijnstok laat hij zijn druiven onrijp vallen en als een olijfboom werpt hij zijn bloesem af. \\ [[job15-34 |34 ]] Want de bende der godvergetenen is onvruchtbaar, en vuur verteert de tenten der veile lieden. \\ [[job15-35 |35 ]] Zij gaan zwanger van onheil en baren ongerechtigheid en hun binnenste brengt bedrog voort. ^ [[job14| vorig hoofdstuk]] ^ [[job16|volgend hoofdstuk]] ^