^ [[nbg|Terug naar Bijbel index]] ^ [[genesis|Terug naar Boek index]] ^ ===== Genesis 39 , W'Yoseef (En Hij voegde toe)===== [[targum_genesis39| Targum]] [[genesis39-1 |1 ]] (En) Jozef nu werd naar [[mitzraïm |Egypte]] gebracht; en Potifar, een hoveling van Farao, de overste der lijfwacht, een Egyptenaar, kocht hem van de Ismaelieten die hem daarheen gebracht hadden. ^Yoseef ^ YHWH zal toevoegen ^ Gen.30:24 ^ ^Potifar ^ hij die door Ra gegeven is ^ ^Hoveling, ^ eunuch (gecastreerde) ^ ^overste der lijfwacht ^ chief of the executioners^ ^Farao ^ groot huis^ ^Ishmaël ^ God zal horen ^ Gen.16:11^ ^Mizrayim ^ Zoon van Cham ^ Egypte, nauw of engte^ [[genesis39-2 |2 ]] En de Here was met Jozef, zodat hij een voorspoedig man werd, en hij woonde in het huis van zijn heer, de Egyptenaar. ^ De [[targum_gen39| Targum]] zegt "en het Woord van God was met Jozef^ [[genesis39-3 |3 ]] Toen zijn heer zag, dat [[targum_gen39|de Here met hem was]], en dat de Here alles wat hij ondernam onder zijn hand deed gelukken, \\ [[genesis39-4 |4 ]] Won Jozef zijn genegenheid en hij mocht hem bedienen; hij stelde hem aan over zijn huis, en alles wat hij had, gaf hij in zijn hand. \\ [[genesis39-5 |5 ]] Van het ogenblik af, dat hij hem over zijn huis en over al wat hij bezat had aangesteld, zegende de Here het huis van de Egyptenaar om Jozefs wil: de zegen des Heren rustte op alles wat hij had, zowel in huis als op het veld. \\ [[genesis39-6 |6 ]] En hij liet al het zijne aan Jozef over, en met hem naast zich, bemoeide hij zich enkel met het brood dat hij at. ^ De [[targum_gen39| Targum]] legt dit uit als de vrouw van Potifar^ Jozef nu was schoon van gestalte en schoon van uiterlijk. \\ [[genesis39-7 |7 ]] Hierna sloeg de vrouw van zijn heer haar ogen op Jozef, en zij zeide: Kom bij mij liggen. \\ [[genesis39-8 |8 ]] Maar hij weigerde en zeide tot de vrouw van zijn heer: Zie, mijn heer bemoeit zich, met mij naast zich, met niets van wat er in huis is, en alles wat hij heeft, heeft hij in mijn hand gegeven; \\ [[genesis39-9 |9 ]] Niemand is in dit huis machtiger dan ik, en hij heeft mij niets onthouden dan alleen u, omdat gij zijn vrouw zijt; hoe zou ik dan dit grote kwaad doen en zondigen tegen God? \\ [[genesis39-10 |10 ]] En ofschoon zij dag aan dag tot Jozef sprak, voldeed hij niet aan haar wens bij haar te gaan liggen en omgang met haar te hebben. \\ [[genesis39-11 |11 ]] Op zekere dag kwam hij het huis binnen om zijn werk te verrichten, terwijl niemand van de huisgenoten daar in huis was. \\ [[genesis39-12 |12 ]] Toen greep zij hem bij zijn kleed en zeide: Kom bij mij liggen. Maar hij liet zijn kleed in haar hand achter, vluchtte en liep naar buiten. ^Het kleed, wederom zijn mantel kwijt, ook Jesjoea's mantel werd hem afgenomen en verloot^ [[genesis39-13 |13 ]] Toen zij nu zag, dat hij zijn kleed in haar hand achtergelaten had en naar buiten gevlucht was, \\ [[genesis39-14 |14 ]] Riep zij haar huisgenoten en zeide tot hen: Ziet toch, hij heeft ons een Hebreeuwse man gebracht opdat deze zijn spel met ons drijve; hij is bij mij gekomen om bij mij te liggen, maar ik heb met luider stem geroepen; \\ [[genesis39-15 |15 ]] En toen hij hoorde, dat ik mijn stem verhief en riep, liet hij zijn kleed bij mij achter, vluchtte en liep naar buiten. \\ [[genesis39-16 |16 ]] Daarop legde zij zijn kleed bij zich neer, totdat zijn heer thuiskwam. \\ [[genesis39-17 |17 ]] En zij sprak tot hem in dezer voege: Die Hebreeuwse slaaf, die gij ons gebracht hebt, is bij mij gekomen om zijn spel met mij te drijven. \\ [[genesis39-18 |18 ]] Maar toen ik mijn stem verhief en riep, heeft hij zijn kleed bij mij achtergelaten en is naar buiten gevlucht. \\ [[genesis39-19 |19 ]] Zodra zijn heer de woorden hoorde, die zijn vrouw tot hem sprak: zo en zo heeft uw slaaf mij gedaan, ontbrandde zijn toorn. \\ [[genesis39-20 |20 ]] En Jozefs heer greep hem en wierp hem in de gevangenis, de plaats waar de gevangenen van de koning gevangen zaten. Zo kwam hij daar in de gevangenis. ^ [[1petrus3 | 1Petrus 3:18-21]] Ook Jesjoea is in de gevangenis geweest, en heeft daar gepredikt.^ [[genesis39-21 |21 ]] En [[targum_gen39|de Here was met]] Jozef; Hij bewees hem genade en deed hem de genegenheid van de overste der gevangenis winnen. \\ [[genesis39-22 |22 ]] Daarom vertrouwde de overste der gevangenis al de gevangenen die in de gevangenis waren, aan Jozef toe, en al wat daar te doen was, deed hij. \\ [[genesis39-23 |23 ]] De overste der gevangenis keek niet om naar iets dat hem was toevertrouwd, omdat [[targum_gen39|de Here met hem was]]; en wat hij verrichtte, deed de Here gelukken. ^ [[genesis38| vorig hoofdstuk]] ^ [[genesis40|volgend hoofdstuk]] ^